Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com
.

Vertaling van "non-inferioriteit worden aangetoond " (Nederlands → Frans) :

In één studie die een 10 microgram/kg bolus gebruikte, gevolgd door een 0,15 microgram/kg/min infusie van tirofiban (DOEL), kon geen non-inferioriteit worden aangetoond van tirofiban ten opzichte van abciximab: de incidentie van het samengestelde primaire eindpunt (overlijden, MI of uTVR na 30 dagen) liet zien dat abciximab aanzienlijk doeltreffender was bij klinisch relevante eindpunten, met 7,6% in de tirofiban- en 6,0% in de abciximab-groep (p=0,038), wat in de hoofdzaak lag aan een significante toename in de incidentie van MI na 30 dagen (respectievelijk 6,9% vs. 5,4%; p=0,04).

Lors d’une étude utilisant un bolus de 10 microgrammes/kg suivi d’une perfusion de tirofiban de 0,15 microgrammes/kg/min (étude TARGET), le tirofiban n’a pas montré une non infériorité à l’abciximab ; l’incidence du critère d’efficacité primaire composite (décès, IM ou RUVC à 30 jours) a montré que l’abciximab était significativement plus efficace pour les critères cliniques, avec 7.6 % dans le groupe tirofiban et 6,0 % dans le groupe abciximab (p = 0,038), ce qui principalement été attribué à une augmentation significative de l’incidence d’IM à 30 jours (respectivement 6,9 % contre 5,4 % ; p = 0,04)


Non-inferioriteit werd aangetoond tussen fosamprenavir toegediend samen met ritonavir en lopinavir/ritonavir op basis van de verhouding van de patiënten die plasma-HIV-1 RNA-waarden < 400 kopieën/ml bereikten in week 48 (primair eindpunt).

La non-infériorité entre fosamprénavir co-administré avec ritonavir et lopinavir / ritonavir a été démontrée sur la base du pourcentage de patients atteignant des taux plasmatiques d’ARN VIH-1 < 400 copies/ml à 48 semaines (critère d’évaluation principal).


Non-inferioriteit werd aangetoond tussen fosamprenavir toegediend samen met ritonavir en lopinavir/ritonavir op basis van de verhouding van de patiënten die plasma-HIV-1 RNA-waarden < 400 kopieën/ml bereikten in week 48 (primair eindpunt). In de “Time to loss of virological response (TLOVR)” analyse van de ITT(E) populatie, was het percentage patiënten dat < 400 kopieën/ml bereikte 73% (315/434) in de fosamprenavir met ritonavir-groep vergeleken met 71% (317/444) van de patiënten die lopinavir/ritonavir kregen toegediend, met een 95% betrouwbaarheidsinterval van het verschil van [-4,84%; 7,05%].

Of Virological Response ») pour la population en intention de traiter exposée (ITTe), le pourcentage de patients atteignant des taux plasmatiques d’ARN VIH-1 < 400 copies/ml était de 73 % (315 / 434) dans le groupe fosamprénavir associé au ritonavir comparé à 71 % des patients (317 / 444) recevant lopinavir / ritonavir (intervalle de confiance à 95 % de la différence : [-4,84 % ; 7,05 %]).


Bij toediening van een 10 microgram/kg bolus behandelingschema van tirofiban kon geen ‘niet-inferioriteitworden aangetoond in klinisch relevante eindpunten na 30 dagen vergeleken met abciximab (zie ook rubriek 5.1)

Relation dose-efficacité L’administration d’un bolus de 10 microgrammes/kg de tirofiban n’a pas démontré la non infériorité de critères cliniques pertinents après 30 jours par rapport à l’abciximab (voir rubrique 5.1).


De ondergrens van het 95%-BI (-4,9%) was hoger dan de vooraf bepaalde marge voor non-inferioriteit van -11% en derhalve werd de non-inferioriteit van T12(b.i.d.)/PR ten opzichte van T12(q8h)/PR aangetoond.

La limite inférieure de l’IC95% (-4,9%) était plus élevée que la marge de non-infériorité pré-déterminée de -11%, donc la non-infériorité de T12(2 fois/j)/PR par rapport à T12(3x8h)/PR a été démontrée.


Non-inferioriteit in de virologische respons op de behandeling met PREZISTA/ritonavir - gedefinieerd als het percentage patiënten met hiv-1-RNA in plasma < 50 kopieën/ml - werd in de 48-weken-analyse (bij de van tevoren vastgestelde 12%-grens voor non-inferioriteit) aangetoond voor zowel de intent-to-treat-populatie als de per-protocol-populatie.

La non-infériorité de la réponse virologique au traitement par PREZISTA/ritonavir, définie comme le pourcentage de patients avec un taux d’ARN du VIH-1 plasmatique < 50 copies/ml, a été démontrée (delta de non-infériorité pré-défini de 12%) dans les deux populations Intention de Traiter (ITT) et Per Protocol (PP) dans l’analyse à 48 semaines.


Dit is geenszins aangetoond. Er is alleen non-inferioriteit t.o.v. van het nietgeconjugeerde 23-valente pneumokokkenvaccin aangetoond wat de immuunrespons betreft 45 .

Seule une non-infériorité quant à la réponse immunitaire a été montrée par rapport au vaccin pneumococcique non conjugué à 23 valences 45 .


Na 48 weken werd niet-inferioriteit voor de virologische respons op de PREZISTA/ritonavirbehandeling aangetoond, gedefinieerd als het percentage patiënten met een hiv-1-RNA-waarde in plasma van < 400 en < 50 kopieën/ml (bij de gekozen grens van 12% voor niet-inferioriteit) voor zowel de intent-to-treat-populatie als de per-protocol-populatie. Deze resultaten werden bevestigd in de analyse van de gegevens van 96 weken behandeling ...[+++]

A la semaine 48 la non-infériorité de la réponse virologique au traitement par PREZISTA/ritonavir, définie par le pourcentage de patients avec un taux d’ARN du VIH-1 plasmatique < 400 et < 50 copies/ml, a été démontrée (delta de non-infériorité pré-défini de 12%) dans les deux populations ITT et PP. Ces résultats ont été confirmés dans l’analyse des données à 96 semaines de traitement de l’essai TITAN, avec 60,4% des patients dans le bras PREZISTA/rtv avec ARN VIH-1 < 50 copies/ml à la semaine 96 comparé à 55,2% dans le bras lopinavir/rtv [difference: 5,2%, 95% IC (-2,8; 13,1)].


In de eerste studie kon er van apixaban geen non-inferioriteit op vlak van werkzaamheid aangetoond worden versus enoxaparine.

Une non infériorité de l’apixaban versus énoxaparine n’est pas montrée dans la première étude en termes d’efficacité versus énoxaparine.


Voor een effectieve behandelingsduur in beide studie-armen (van dag 1 tot dag 10) werd voor de eerste primaire uitkomstmaat (samengesteld uit asymptomatische DVT, proximale of distale DVT, symptomatisch longembool (LE) of overlijden gerelateerd aan veneuze trombo-embolie) non-inferioriteit tussen de 2 behandelingen aangetoond (2,7% in beide groepen).

Pour un critère de jugement primaire composite pour une période de traitement effectif dans les 2 bras d’étude (du jour 1 au jour 10 : thrombose veineuse profonde (TVP) asymptomatique, TVP proximale ou distale, embolie pulmonaire (EP) symptomatique, ou décès thromboembolique veineux) une non infériorité entre les 2 traitements est montrée (2,7% dans les 2 groupes).


w