Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com
).
.

Vertaling van "non-inferioriteit aangetoond " (Nederlands → Frans) :

Non-inferioriteit in de virologische respons op de behandeling met PREZISTA/ritonavir - gedefinieerd als het percentage patiënten met hiv-1-RNA in plasma < 50 kopieën/ml - werd in de 48-weken-analyse (bij de van tevoren vastgestelde 12%-grens voor non-inferioriteit) aangetoond voor zowel de intent-to-treat-populatie als de per-protocol-populatie.

La non-infériorité de la réponse virologique au traitement par PREZISTA/ritonavir, définie comme le pourcentage de patients avec un taux d’ARN du VIH-1 plasmatique < 50 copies/ml, a été démontrée (delta de non-infériorité pré-défini de 12%) dans les deux populations Intention de Traiter (ITT) et Per Protocol (PP) dans l’analyse à 48 semaines.


Hierbij werd de non-inferioriteit aangetoond van Adalat Oros ten opzichte van een standaard diuretica combinatie wat betreft de frequentie van cardiovasculaire en cerebrovasculaire incidenten.

Cette étude a démontré la non-infériorité d’Adalat Oros, par rapport à une association de diurétiques standards, sur le plan de la fréquence des incidents cardiovasculaires et cérébrovasculaires.


De ondergrens van het 95%-BI (-4,9%) was hoger dan de vooraf bepaalde marge voor non-inferioriteit van -11% en derhalve werd de non-inferioriteit van T12(b.i.d.)/PR ten opzichte van T12(q8h)/PR aangetoond.

La limite inférieure de l’IC95% (-4,9%) était plus élevée que la marge de non-infériorité pré-déterminée de -11%, donc la non-infériorité de T12(2 fois/j)/PR par rapport à T12(3x8h)/PR a été démontrée.


Dit is geenszins aangetoond. Er is alleen non-inferioriteit t.o.v. van het nietgeconjugeerde 23-valente pneumokokkenvaccin aangetoond wat de immuunrespons betreft 45 .

Seule une non-infériorité quant à la réponse immunitaire a été montrée par rapport au vaccin pneumococcique non conjugué à 23 valences 45 .


Werkzaamheid met het eenmaal daagse schema werd in alle dasatinib behandelgroepen bereikt en een vergelijkbare werkzaamheid (non-inferioriteit) met het tweemaal daagse schema bij het primaire eindpunt voor de werkzaamheid werd aangetoond (verschil in MCyR 1,9%; 95% betrouwbaarheidsinterval [-6,8% - 10,6%]).

L'efficacité a été obtenue dans tous les groupes de traitement dasatinib, avec en ce qui concerne le critère primaire, un schéma une prise par jour démontrant une efficacité comparable (non-infériorité) à celle du schéma deux prises par jour (différence dans la RCyM 1,9%; intervalle de confiance à 95% [- 6,8% - 10,6%].


Er is non-inferioriteit voor de XELOX-bevattende armen in vergelijking met de FOLFOX-4- bevattende armen aangetoond in termen van progressievrije overleving in de geschikte patiënten populatie (zie Tabel 7) geven aan dat XELOX equivalent is aan FOLFOX-4 in termen van totale overleving (zie Tabel 7).

De manière globale, la non-infériorité des bras contenant XELOX comparés aux bras contenant FOLFOX-4 a été démontrée en termes de survie sans progression dans la population des patients éligibles et dans la population en intention de traiter (voir Tableau 7). Ces résultats indiquent que XELOX est équivalent à FOLFOX-4 en termes de survie globale (voir Tableau 7).


In één studie die een 10 microgram/kg bolus gebruikte, gevolgd door een 0,15 microgram/kg/min infusie van tirofiban (DOEL), kon geen non-inferioriteit worden aangetoond van tirofiban ten opzichte van abciximab: de incidentie van het samengestelde primaire eindpunt (overlijden, MI of uTVR na 30 dagen) liet zien dat abciximab aanzienlijk doeltreffender was bij klinisch relevante eindpunten, met 7,6% in de tirofiban- en 6,0% in de abciximab-groep (p=0,038), wat in de hoofdzaak lag aan een significante toename in de incidentie van MI na 30 dagen (respectievelijk 6,9% vs. 5,4%; p=0,04).

Lors d’une étude utilisant un bolus de 10 microgrammes/kg suivi d’une perfusion de tirofiban de 0,15 microgrammes/kg/min (étude TARGET), le tirofiban n’a pas montré une non infériorité à l’abciximab ; l’incidence du critère d’efficacité primaire composite (décès, IM ou RUVC à 30 jours) a montré que l’abciximab était significativement plus efficace pour les critères cliniques, avec 7.6 % dans le groupe tirofiban et 6,0 % dans le groupe abciximab (p = 0,038), ce qui principalement été attribué à une augmentation significative de l’incidence d’IM à 30 jours (respectivement 6,9 % contre 5,4 % ; p = 0,04)


Voor een effectieve behandelingsduur in beide studie-armen (van dag 1 tot dag 10) werd voor de eerste primaire uitkomstmaat (samengesteld uit asymptomatische DVT, proximale of distale DVT, symptomatisch longembool (LE) of overlijden gerelateerd aan veneuze trombo-embolie) non-inferioriteit tussen de 2 behandelingen aangetoond (2,7% in beide groepen).

Pour un critère de jugement primaire composite pour une période de traitement effectif dans les 2 bras d’étude (du jour 1 au jour 10 : thrombose veineuse profonde (TVP) asymptomatique, TVP proximale ou distale, embolie pulmonaire (EP) symptomatique, ou décès thromboembolique veineux) une non infériorité entre les 2 traitements est montrée (2,7% dans les 2 groupes).


In de eerste studie kon er van apixaban geen non-inferioriteit op vlak van werkzaamheid aangetoond worden versus enoxaparine.

Une non infériorité de l’apixaban versus énoxaparine n’est pas montrée dans la première étude en termes d’efficacité versus énoxaparine.


Non-inferioriteit werd aangetoond tussen fosamprenavir toegediend samen met ritonavir en lopinavir/ritonavir op basis van de verhouding van de patiënten die plasma-HIV-1 RNA-waarden < 400 kopieën/ml bereikten in week 48 (primair eindpunt). In de “Time to loss of virological response (TLOVR)” analyse van de ITT(E) populatie, was het percentage patiënten dat < 400 kopieën/ml bereikte 73% (315/434) in de fosamprenavir met ritonavir-groep vergeleken met 71% (317/444) van de patiënten die lopinavir/ritonavir kregen toegediend, met een 95% betrouwbaarheidsinterval van het verschil van [-4,84%; 7,05%].

Of Virological Response ») pour la population en intention de traiter exposée (ITTe), le pourcentage de patients atteignant des taux plasmatiques d’ARN VIH-1 < 400 copies/ml était de 73 % (315 / 434) dans le groupe fosamprénavir associé au ritonavir comparé à 71 % des patients (317 / 444) recevant lopinavir / ritonavir (intervalle de confiance à 95 % de la différence : [-4,84 % ; 7,05 %]).


w