Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com
Het

Vertaling van "verwijzende rechtscollege ondervraagd over " (Nederlands → Frans) :

Met de tweede prejudiciële vraag ondervraagt het verwijzende rechtscollege het Hof over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 37, eerste lid, van de WCO, in die zin geïnterpreteerd dat de schulden inzake bedrijfsvoorheffing, in tegenstelling tot de btw-schulden die beantwoorden aan prestaties uitgevoerd ten aanzien van de schuldenaar in de periode van gerechtelijke reorganisatie, wel « boedelschulden » kunnen uitmaken.

Par la seconde question préjudicielle, la juridiction a quo interroge la Cour sur la compatibilité de l'article 37, alinéa 1, de la LCE avec les articles 10 et 11 de la Constitution, interprété en ce sens que les dettes de précompte professionnel, à la différence des dettes de TVA se rapportant à des prestations effectuées à l'égard du débiteur en période de réorganisation judiciaire, peuvent bien constituer des « dettes de la masse ».


In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, vloeit het verschil in behandeling waarover het Hof wordt ondervraagd, voort uit artikel 42quater van de wet van 15 december 1980, dat van toepassing is op de situatie van de verzoeker voor het verwijzende rechtscollege.

Contrairement à ce que soutient le Conseil des ministres, la différence de traitement sur laquelle la Cour est interrogée découle de l'article 42quater de la loi du 15 décembre 1980, qui est applicable à la situation du requérant devant la juridiction a quo.


Het verwijzende rechtscollege ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid van artikel 84ter van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : WBTW) met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het belastingplichtigen met betrekking tot eenzelfde belastbare handeling, verschillend behandelt naargelang zij het voorwerp zijn van een fiscaal onderzoek op grond van artikel 84ter van het WBTW, dan wel van een fiscaal onderzoek op grond van artikel 333, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992).

La juridiction a quo interroge la Cour sur la compatibilité de l'article 84ter du Code de la taxe sur la valeur ajoutée (ci-après : Code de la TVA) avec les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que cet article, pour une même opération imposable, traite les contribuables différemment selon qu'ils font l'objet d'une enquête fiscale sur la base de l'article 84ter du Code de la TVA ou d'une enquête fiscale sur la base de l'article 333, alinéa 3, du Code des impôts sur les revenus 1992 (ci-après : CIR 1992).


Het verwijzende rechtscollege stelt twee identieke prejudiciële vragen over artikel 4, § 3, van de ordonnantie van 23 juli 1992, dat, in de redactie van toepassing op de bodemgeschillen, bepaalt :

La juridiction a quo pose deux questions préjudicielles identiques au sujet de l'article 4, § 3, de l'ordonnance du 23 juillet 1992 qui, dans la version applicable aux litiges soumis à cette juridiction, disposait :


Het verwijzende rechtscollege stelt aan het Hof een vraag over het verschil in behandeling, dat uit het eerste lid van die bepaling voortvloeit, tussen de belastingplichtigen die vanwege de gewesten premies krijgen toegekend, die van de vennootschapsbelasting zijn vrijgesteld, en de belastingplichtigen die vanwege andere overheden, en in het bijzonder de federale Staat, premies krijgen toegekend, die niet zijn vrijgesteld.

La juridiction a quo interroge la Cour sur la différence de traitement, qui découle de l'alinéa 1 de cette disposition, entre les contribuables bénéficiant de primes accordées par les régions, qui sont exonérées d'impôt des sociétés, et les contribuables bénéficiant de primes accordées par d'autres pouvoirs publics et, en particulier, par l'Etat fédéral, qui ne sont pas exonérées.


Het is echter ook mogelijk dat de stellers van het ontwerp in de mogelijkheid willen voorzien dat het Arbitragehof aan het verwijzend rechtscollege uitleg zou kunnen vragen over de wijze waarop de prejudiciële vraag geformuleerd is, en eventueel zelfs over de interpretatie die gegeven moet worden aan de norm die voor toetsing is voorgelegd.

Cependant, il est également possible que les auteurs du projet souhaitent prévoir la possibilité pour la Cour d'arbitrage de demander à la juridiction de renvoi, des éclaircissements quant à la formulation de la question préjudicielle et, éventuellement même, quant à la manière dont il convient d'interpréter la norme soumise pour examen.


In haar memorie verzoekt de eisende partij voor de verwijzende rechter het Hof de prejudiciële vraag te herformuleren in die zin dat het Hof zou worden ondervraagd over de grondwettigheid van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek en niet van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.

Dans son mémoire, la partie demanderesse devant le juge a quo demande à la Cour de reformuler la question préjudicielle en ce sens que la Cour serait interrogée sur la constitutionnalité de l'article 1382 du Code civil et non sur celle de l'article 1022 du Code judiciaire.


Uit de motivering van het arrest waarbij het Hof wordt ondervraagd, blijkt dat het voor het verwijzende rechtscollege hangende geschil betrekking heeft op meer bepaald de betaling van achterstallen van wedde en weddetoeslag voor overuren die werden gepresteerd door een bediende van de cvba « IGRETEC ».

Il ressort des motifs de l'arrêt qui interroge la Cour que le litige pendant devant la juridiction a quo concerne notamment le paiement d'arriérés de traitement et de sursalaires pour des heures supplémentaires accomplies par un employé de la SCRL « IGRETEC ».


Het Hof wordt door het verwijzende rechtscollege ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 15 en 16 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, in zoverre, in tegenstelling tot de kennisgeving bedoeld in de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, enerzijds, en de kennisgeving bedoeld in artikel 792, tweede en derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 1051 van hetzelfde Wetboek, anderzijds, de voormelde bepalingen van de wet van 26 juli 1962 de a ...[+++]

La Cour est interrogée par la juridiction a quo sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution des articles 15 et 16 de la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique en ce que, à la différence de la notification prévue par la loi du 11 avril 1994 relative à la publicité de l'administration, d'une part, et, de la notification prévue par l'article 792, alinéas 2 et 3, du Code judiciaire lu en combinaison avec l'article 1051 du même Code, d'autre part, les dispositions précitées de la loi du 26 juillet 1962 ne subordonnent pas la prise de cour ...[+++]


Wat betreft de stelling van de verwerende partij voor het verwijzende rechtscollege dat niet alle aspecten van de in het geding zijnde bepaling rechtstreeks betrekking hebben op de bevoegdheid van de rechtbanken, moet worden opgemerkt dat het Hof enkel is ondervraagd over de inachtneming van de bevoegdheidverdelende regels door het in het geding zijnde artikel « in zoverre [het] de materiële en de territoriale bevoegdheid van de rechtbanken bepaalt ».

En ce qui concerne la thèse de la partie défenderesse devant la juridiction a quo, selon laquelle tous les aspects de la disposition litigieuse ne se rapportent pas directement aux attributions des tribunaux, il échet d'observer que la Cour est interrogée seulement sur le respect des règles répartitrices de compétences par l'article en cause « en tant que celui-ci fixe [ . ] la compétence matérielle et territoriale des tribunaux ».




datacenter (28): www.wordscope.be (v4.0.br)

'verwijzende rechtscollege ondervraagd over' ->

Date index: 2022-08-21
w