2. Indien de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een dochterkredietins
telling niet in het toezicht op geconsolideerde basis betrekken op grond van een van de in artikel 73, lid 1, onder b) en c),
bedoelde gevallen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar deze docht
erkredietinstelling gelegen is, van de moederonder
neming inlichtingen verlangen om de uit ...[+++]oefening van het toezicht op deze kredietinstelling te vergemakkelijken.
2. Lorsque les autorités compétentes d'un État membre n'incluent pas un établissement de crédit filiale dans la surveillance sur une base consolidée par application d'un des cas prévus à l'article 73, paragraphe 1, points b) et c), les autorités compétentes de l'État membre où est situé cet établissement de crédit filiale peuvent demander à l'entreprise mère les informations de nature à leur faciliter l'exercice de la surveillance de cet établissement de crédit.