2.2. Uit de rechtspraak van het Arbitragehof (2) blijkt dat de federale wetgever, wanneer hij taalkennis oplegt als voorwaarde voor de uitoefening van een politiek recht, geen aangelegenheid betreffende het gebruik van de talen in bestuurszaken regelt, maar wel een aangelegenheid als bedoeld in artikel 8 van de Grondwet.
2.2. Il résulte de la jurisprudence de la Cour d'arbitrage (2) que le législateur fédéral, lorsqu'il impose la connaissance d'une langue pour exercer un droit politique, ne règle pas une matière relative à l'emploi des langues en matière administrative, mais bien une matière visée à l'article 8 de la Constitution.