De lengte van de leidingen die niet op de geschikte temperatuur gehouden worden (aftakkingen van het watercircuit naar de tappunten) moet zoveel mogelijk beperkt worden (5 m max) met een minimumverval van 1 %, zodat een volledige lediging van de leiding tussen aftakking circuit en tappunt mogelijk is.
La longueur des conduites qui ne sont pas maintenues à température adéquate (branchements de la boucle vers les points de puisage) doit être réduite au maximum (5 m max) avec une pente minimale de 1 % permettant une vidange complète de l’installation entre la boucle et le point de puisage.