Traduction de «over het algemeen verdwenen tegen week » (Néerlandais → Français) :

Zachte zwelling over het algemeen verdwenen tegen week 6 postoperatief.
Les gonflements mous se résorbent généralement dans les 6 semaines postopératoires

Groeihormoondeficiëntie Over het algemeen wordt per week een dosis toegediend van 0,17 - 0,23 mg/kg lichaamsgewicht (bij benadering overeenkomend met 4,9 mg/m² - 6,9 mg/m² lichaamsoppervlak), verdeeld over 6-7 subcutane injecties (equivalent met een dagelijkse injectie van 0,02 - 0,03 mg/kg lichaamsgewicht of 0,7 - 1,0 mg/m² lichaamsoppervlak). De totale dosis per week mag de 0,27 mg/kg lichaamsgewicht of 8 mg/m² lichaamsoppervlak niet overschrijden (equivalent met een dagelijkse injectie gaande tot ongeveer 0,04 mg/kg).
Déficit de sécrétion de l’hormone de croissance La dose habituelle est de 0,17 à 0,23 mg/kg de poids corporel par semaine (soit environ 4,9 à 6,9 mg/m 2 de surface cutanée) administrée par voie S.C. en 6 à 7 injections (soit une injection quotidienne de 0,02 à 0,03 mg/kg de poids corporel ou 0,7 à 1,0 mg/m 2 de surface cutanée).

Over het algemeen verdwenen de symptomen van neurotoxiciteit bij stopzetting van de behandeling en/of hemodialyse, maar er zijn ook gevallen geweest met een fatale afloop.
En général, les symptômes de neurotoxicité ont régressé à l'arrêt du traitement et/ou de l'hémodialyse, mais il y a aussi eu des cas où l'issue a été fatale.

Voor die patiënten bij wie een therapie met Eviplera faalde en die resistentie ontwikkelden tegen Eviplera, werd over het algemeen kruisresistentie tegen andere toegelaten NNRTI’s (etravirine, efavirenz, nevirapine) waargenomen.
Chez ces patients en échec d’un traitement par Eviplera et qui ont développé une résistance à Eviplera, une résistance croisée à d’autres INNTI (etravirine, éfavirenz, névirapine) a généralement été observée.

Verbetering begint over het algemeen na 1 week, maar het kan zijn dat het effect pas later merkbaar wordt (vanaf de tweede week).
Généralement, on commence à se sentir mieux après une semaine de traitement, mais il est également possible que l’effet ne devienne évident que plus tard (à partir de la seconde semaine).

Syndroom van Turner Over het algemeen wordt per week een dosis toegediend van 0,33 mg/kg lichaamsgewicht (bij benadering overeenkomend met 9,86 mg/m² lichaamsoppervlak), verdeeld over 6-7 subcutane injecties (equivalent met een dagelijkse injectie van 0,05 mg/kg lichaamsgewicht of 1,40 - 1,63 mg/m² lichaamsoppervlak).
Syndrome de Turner La posologie habituelle est de 0,33 mg/kg de poids corporel par semaine (approximativement 9,86 mg/m 2 de surface corporelle) administrée par voie S.C. en 6 à 7 injections (soit une injection quotidienne de 0,05 mg/kg de poids corporel ou 1,40 à 1,63 mg/m 2 de surface cutanée).

Een eventuele mondontsteking treedt over het algemeen snel na de toediening van het geneesmiddel op, en kan in ernstige gevallen binnen enkele dagen vorderen tot slijmvliesverzweringen; in de meeste gevallen herstelt men nochtans van deze bijwerking tegen de 3 e week van de behandeling.
Une éventuelle inflammation buccale apparaît généralement très vite après l'administration du médicament, et dans des cas sévères, elle peut en quelques jours évoluer vers des ulcérations des muqueuses; néanmoins dans la plupart des cas on guérit de cet effet indésirable vers la 3 e semaine de traitement.

Over het algemeen moet de dosering stapsgewijze om de week worden verhoogd (d.w.z. 12,5 mg per dag tijdens de eerste week, 25 mg per dag tijdens de tweede week, 50 mg per dag tijdens de derde week, 100 mg tijdens de vierde week, 150 mg tijdens de vijfde week) tot de onderhoudsdosering die door uw arts werd bepaald.
En général, la dose doit être augmentée chaque semaine par palier (c.-à-d. 12,5 mg par jour pendant la première semaine, 25 mg par jour pendant la deuxième semaine, 50 mg par jour pendant la troisième semaine, 100 mg par jour pendant la quatrième semaine, 150 mg par jour pendant la cinquième semaine) jusqu'à la dose d'entretien déterminée par votre médecin.

Deze reacties waren over het algemeen licht tot matig van ernst en van voorbijgaande aard, en ze verdwenen vanzelf zonder verdere interventie.
Ces réactions ont été généralement légères à modérées, transitoires et se sont résolues sans intervention.

Over het algemeen hebben stammen van b. hyodysenteriae hogere MIC-waarden in gevallen van resistentie tegen andere macroliden, zoals tylosine.
Aucun point de rupture n’a été établi pour Brachyspira hyodysenteriae. Généralement, les souches de B. hyodysenteriae sont associées à des CMI supérieures en cas de résistance à d’autres macrolides, tels que la tylosine.