Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «incidentie wordt geraamd op respectievelijk » (Néerlandais → Français) :

Granulocytopenie en agranulocytose zijn potentieel ernstige bijwerkingen van clozapine. Hun incidentie wordt geraamd op respectievelijk 3% en 0,7%.

La clozapine engendre un effet indésirable potentiellement sévère : la granulocytopénie et l’agranulocytose, dont l’incidence est estimée à 3 % et 0,7%, respectivement.


Granulocytopenie en agranulocytose zijn potentieel ernstige bijwerkingen van Leponex. Hun incidentie wordt geraamd op respectievelijk 3% en 0,7%.

Leponex engendre un effet indésirable potentiellement sévère : la granulocytopénie et l’agranulocytose, dont l’incidence est estimée à 3 % et 0,7 %, respectivement.


In het fase 3-onderzoek RE-LY (zie rubriek 5.1) was de totale incidentie van een myocardinfarct respectievelijk 0,82, 0,81 en 0,64% per jaar bij respectievelijk dabigatran etexilaat 110 mg tweemaal per dag, dabigatran etexilaat 150 mg tweemaal per dag en warfarine, een toename in het relatieve risico voor dabigatran van 29% en 27% ten opzichte van warfarine.

Dans l’étude de phase III RE-LY (voir rubrique 5.1), le taux global d’infarctus du myocarde (IDM) a été respectivement de 0,82 % ; 0,81 % et 0,64 % par an dans les groupes dabigatran etexilate 110 mg deux fois par jour, dabigatran etexilate 150 mg deux fois par jour et warfarine ; soit une augmentation du risque relatif pour le dabigatran de 29 % et de 27 % par rapport à la warfarine.


Op basis van de consumptiegegevens uit de Belgische voedselconsumptiepeiling (2004) en van de analyseresultaten voor lood van het controleprogramma van het FAVV voor 2006, 2007 en 2008 werd de mediane en de 95 percentiel blootstelling aan lood via de voeding van de Belgische volwassen bevolking geraamd op respectievelijk 0,13 µg/kg lg/dag en 0,36 µg/kg lg/dag.

Sur base des données de consommation de l’enquête alimentaire belge (2004) et des résultats d’analyse pour le plomb du programme de contrôle de l’AFSCA pour les années 2006, 2007 et 2008, l’exposition médiane et au 95 e percentile de la population adulte belge au plomb via l’alimentation a été estimée à respectivement 0,13 µg/kg pc/jour et 0,36 µg/kg pc/jour.


Bij een HST met oestrogenen alleen wordt het relatieve risico (RR) geraamd op respectievelijk 1,35 (95% BI 1,21 – 1,49) en 1,30 (95% BI 1,21-1,40). Die cijfers zijn het resultaat van een nieuwe analyse van de originele gegevens van 51 epidemiologische studies (waaronder > 80% HST met oestrogenen alleen) en een epidemiologische studie (MWS).

Pour les THS composés d’estrogènes seuls, les estimations du risque relatif (RR) obtenu par la réanalyse des données originales de 51 études épidémiologiques (parmi lesquelles > 80 % des THS étaient composés d’estrogènes seuls) et lors de l’étude épidémiologique (MWS) sont semblables, respectivement de 1,35 (IC95% 1,21 – 1,49) et 1,30 (IC95% 1,21-1,40).


De mediane en de 95 percentiel blootstelling van kinderen werd geraamd op respectievelijk 0,42 µg/kg lg/dag en 1,07 µg/kg lg/dag.

L’exposition médiane et au 95 e percentile des enfants a été estimée à respectivement 0,42 µg/kg pc/jour et 1,07 µg/kg pc/jour.


In een studie waaraan 7.705 postmenopauzale vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 66 jaar met osteoporose of osteoporose met een bestaande fractuur deelnamen, bleek na 3 jaar dat behandeling met Evista de incidentie van wervelfracturen met respectievelijk 47 % (RR 0,53, CI 0,35, 0,79; p < 0,001) en 31 % (RR 0,69, CI 0,56, 0,86; p < 0,001) was gereduceerd.

Dans une étude conduite chez 7705 femmes ménopausées âgées en moyenne de 66 ans et ayant une ostéoporose ou une ostéoporose avec un antécédent de fracture, l’administration d’Evista pendant 3 ans a réduit respectivement l’incidence des fractures vertébrales de 47 % (Risque Relatif (RR) = 0,53, Intervalle de Confiance (IC) : 0,35-0,79 ; p < 0,001) et de 31 % (RR=0,69, IC : 0,56–0,86; p < 0,001).


In een studie waaraan 7.705 postmenopauzale vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 66 jaar met osteoporose of osteoporose met een bestaande fractuur deelnamen, bleek na 3 jaar dat behandeling met raloxifeen de incidentie van wervelfracturen met respectievelijk 47 % (RR 0,53, CI 0,35, 0,79; p < 0,001) en 31 % (RR 0,69, CI 0,56, 0,86; p < 0,001) was gereduceerd.

Dans une étude conduite chez 7705 femmes ménopausées âgées en moyenne de 66 ans et ayant une ostéoporose ou une ostéoporose avec un antécédent de fracture, l’administration de raloxifène pendant 3 ans a réduit respectivement l’incidence des fractures vertébrales de 47 % (RR 0,53, IC 0,35, 0,79 ; p < 0,001) et de 31 % (RR 0,69, IC 0,56, 0,86; p < 0,001).


Bij de opvolging na 1 jaar was de incidentie van geneesmiddelgerelateerde artropathie respectievelijk 9,0% en 5,7%.

Au bout d’1 an de suivi, l’incidence des arthropathies liées au traitement était respectivement de 9,0 % et 5,7 %.


Met reanimatie en geschikte behandeling overleefden respectievelijk 26,7% en 27,8% van de slachtoffers in elke leeftijdsgroep zodat de incidentie van plotse cardiale dood op respectievelijk 1,05 en 3,17/100 000 kan worden geraamd.

Grâce à la réanimation et à un traitement correct, respectivement 26,7 % et 27,8 % des victimes ont survécu dans chacun des groupes d’âge de sorte que l’incidence de mort cardiaque subite peut être estimée à respectivement 1,05 et 3,17/100.000.


w