Traduction de «fenothiazine neuroleptica » (Néerlandais → Français) :

TERMINOLOGIE

overdosis fenothiazine
surdose de phénothiazine

product dat fenothiazine bevat
produit contenant de la phénothiazine

allergie voor fenothiazine
allergie à la phénothiazine

fenothiazine
phénothiazine

intoxicatie door fenothiazine
intoxication par la phénothiazine

butyrofenonderivaten en thioxantheenderivaten [neuroleptica]
Neuroleptiques de type butyrophénone et thioxanthène

tardieve dyskinesie door neuroleptica
dyskinésie tardive induite par les neuroleptiques

fenothiazinederivaten [neuroleptica, antipsychotica]
Psycholeptiques et neuroleptiques dérivés de la phénothiazine

overige en niet-gespecificeerde antipsychotica en neuroleptica
Psycholeptiques et neuroleptiques, autres et non précisés

antidepressiva | barbituraten | hydantoïnederivaten | iminostilbenen | methaqualonverbindingen | neuroleptica | psychostimulantia | succinimiden en oxazolidinedionderivaten | tranquillizers
antidépresseurs barbituriques dérivés de l'hydantoïne iminostilbènes méthaqualone et dérivés neuroleptiques psychostimulants succinimides et oxazolidine-diones tranquillisants

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Fenothiazine neuroleptica (orale weg): Afname van de gastro-intestinale absorptie van fenothiazine neuroleptica.
Phénothiazines neuroleptiques (per os) : Diminution de l'absorption gastro-intestinale des phénothiazines neuroleptiques.

Fenothiazine neuroleptica (middelen tegen psychose)
Phénothiazines neuroleptiques (médicaments contre la psychose)

Daartoe behoren bepaalde tricyclische antidepressiva (bv. clomipramine, nortriptyline en desipramine), fenothiazine neuroleptica (bv. perfenazine en thioridazine, zie rubriek 4.3), risperidon, atomoxetine, bepaalde Type I C -anti-aritmica (bv. propafenon en flecaïnide) en metoprolol.
Ces médicaments comprennent certains antidépresseurs tricycliques (ex : clomipramine, nortriptyline et desipramine), les neuroleptiques de type phénothiazine (ex : perphenazine et thioridazine, voir rubrique 4.3), la risperidone, l’atomoxétine, certains antiarythmiques de type Ic (ex : propafénone et flécaïnide) et le métoprolol.

Daartoe behoren bepaalde tricyclische antidepressiva (bijv. clomipramine, nortriptyline en desipramine), fenothiazine neuroleptica (bijv. perfenazine en thioridazine, zie rubriek 4.3), risperidon, atomoxetine, bepaalde Type 1c antiarrhythmica (bijv. propafenon en flecainide) en metoprolol.
Parmi ces médicaments, on mentionne certains antidépresseurs tricycliques (par ex. : clomipramine, nortriptyline et désipramine), les neuroleptiques phénothiazines (par exemple : perfénazine et thioridazine, voir la rubrique 4.3), la rispéridone, l’atomoxétine, certains antiarythmiques de type 1c (par ex., propafénone et flécaïnide) et le métoprolol.

Laat een interval (van meer dan 2 uur, indien mogelijk) tussen antacida en fenothiazine neuroleptica.
Respecter un intervalle (si possible supérieur à 2 heures) entre la prise d'antiacides et de phénothiazines neuroleptiques.

Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik) of onverklaarde oorsprong bij patiënten die fenothiazine neuroleptica kregen.
Mises en gardes spéciales et précautions d’emploi) ou bien d’origine inexpliquée, chez des patients recevant des phénothiazines neuroleptiques.

Aluminiumbevattende antacida kunnen de correcte absorptie verhinderen van geneesmiddelen zoals (tetra)cyclines, hartglycosiden (bv. digoxine), H 2 - receptorantagonisten, atropine, ijzerbevattende preparaten, atenolol, metoprolol, bifosfonaten, chloroquine, diflunisal, efedrine, pseudo-efedrine, ethambutol, fluoroquinolonen, natriumfluoride, gabapentin, glucocorticoïden, ibuprofen, indometacine, isoniazide, itraconazol, ketoconazol, levothyroxine, lansoprazol, mefenaminezuur, misoprostol, mycofenolaat, fenothiazines, neuroleptica, penicillamine, propranolol, rosuvastatine, lincosamides, strontium ranelaat, raltegravir, elvitegravir, dolutegravir.
métoprolol, des diphosphonates, de la chloroquine, du diflunisal, de l’éphédrine, de la pseudo-éphédrine, de l’éthambutol, des fluoroquinolones, du fluorure de sodium, de la gabapentine, des glucocorticoïdes, de l’ibuprofène, de l’indométacine, de l’isoniazide, de l’itraconazole, du kétoconazole, du lévothyroxine, du lansoprazole, de l’acide méfénamique, du misoprostol du mycophénolate, des phénothiazines, des neuroleptiques, de la pénicillamine, du propranolol, du rosuvastatine, des lincosamides, du strontium ranélate, raltégravir, elvitégravir, dolutégravir..