Vertaling van "controlegroep relatief " (Nederlands → Frans) :

TERMINOLOGIE

erytrocytose NNO | polycytemie | door | daling van plasmavolume | polycytemie | door | erytropoëtine | polycytemie | door | grote hoogte | polycytemie | door | stress | polycytemie | emotioneel | polycytemie | hypoxemisch | polycytemie | nefrogeen | polycytemie | NNO | polycytemie | relatief | polycytemie | verworven
Erythrocytose SAI Polycythémie:acquise | due à:altitude | chute du volume plasmatique | érythropoïétine | stress | émotive | hypoxémique | néphrogène | relative

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

Er waren 26,7 voorvallen per 1.000 patiëntjaren in de candesartangroep versus 30,0 voorvallen per 1.000 patiëntjaren in de controlegroep (relatief risico 0,89, 95% BI 0,75 tot 1,06, p = 0,19).
26,7 événements pour 1 000 patients-années ont été mis en évidence dans le groupe candésartan contre 30,0 événements pour 1 000 patients-années dans le groupe témoin (risque relatif 0,89, IC à 95% de 0,75 à 1,06, p=0,19).

Er waren 26,7 voorvallen per 1000 patiëntjaren in de candesartangroep tegenover 30,0 voorvallen per 1000 patiëntjaren in de controlegroep (relatief risico 0,89, 95% BI: 0,75-1,06, p=0,19).
Il s’est produit 26,7 événements par 1 000 années-patients dans le groupe candésartan contre 30,0 événements par 1 000 années-patients dans le groupe de contrôle (risque relatif: 0,89, IC à 95%: 0,75 à 1,06; p = 0,19).

Er waren 26,7 voorvallen per 1000 patiëntjaren in de candesartangroep tegenover 30,0 voorvallen per 1000 patiëntjaren in de controlegroep (relatief risico 0,89, 95% CI 0,75 tot 1,06, p=0,19).
26,7 événements pour 1 000 patients-années ont été mis en évidence dans le groupe candésartan contre 30,0 événements pour 1 000 patients-années dans le groupe témoin (risque relatif 0,89, IC à 95% de 0,75 à 1,06, p=0,19).

Na 6 maanden was in de interventiegroep 10,7% gestopt, vergeleken met 4,9% in de controlegroep (relatief risico = 2,20; 95%-BI 1,80 tot 2,68) .
Après 6 mois, 10,7 % des personnes avaient arrêté de fumer dans le groupe d’intervention, par rapport à 4,9% dans le groupe-témoin (risque relatif = 2,20; IC à 95% 1,80 à 2,68) .

Er waren 26,7 evenementen per 1.000 patiëntjaren in de candesartangroep versus 30,0 evenementen per 1.000 patiëntjaren in de controlegroep (relatief risico 0,89, 95% BI 0,75 tot 1,06, p = 0,19).
Il s'est produit 26,7 événements par 1000 années-patients dans le groupe candésartan contre 30,0 événements par 1000 années-patients dans le groupe témoin (risque relatif: 0,89; IC à 95 %: de 0,75 à 1,06; p=0,19).

Er waren 26,7 gevallen per 1 000 patiëntenjaren in de candesartan groep versus 30,0 gevallen per 1000 patiëntenjaren in de controlegroep (relatief risico 0,89, 95% betrouwbaarheidsinterval 0,75 naar 1,06, p = 0,19).
On a observé 26,7 cas pour 1000 années-patients dans le groupe candésartan contre 30,0 cas pour 1 000 années-patients dans le groupe témoin (risque relatif : 0,89 ; intervalle de confiance à 95 % : 0,75 à 1,06 ; p = 0,19).

In de candesartangroep waren er 26,7 gebeurtenissen per 1000 patiëntjaren tegenover 30,0 gebeurtenissen per 1000 patiëntjaren in de controlegroep (relatief risico 0,89, 95% CI 0,75 tot 1,06, p=0,19).
Le nombre d'événements était de 26,7 par 1 000 années-patients dans le groupe candésartan contre 30,0 dans le groupe témoin (risque relatif 0,89, IC 95 % 0,75 à 1,06, p = 0,19).

Er waren 26,7 gebeurtenissen per 1000 patiëntjaren in de candesartangroep tegenover 30,0 gevallen per 1000 patiëntjaren in de controlegroep (relatief risico 0,89, 95% CI 0,75 tot 1,06, p=0,19).
26,7 événements pour 1 000 patients-années ont été mis en évidence dans le groupe candésartan contre 30,0 événements pour 1 000 patients-années dans le groupe témoin (risque relatif 0,89, IC à 95% de 0,75 à 1,06, p=0,19).

Relatief risico (RR): het quotiënt van twee (absolute) risico’s (uit twee onderzochte groepen): in cohortonderzoek: schatting van het aantal malen dat de kans om ziek te worden bij blootstelling aan een bepaalde risicofactor groter (RR > 1) of kleiner (RR < 1) is dan in de niet-blootgestelde groep; in interventieonderzoek: schatting van het aantal malen dat de kans op de uitkomst in de interventiegroep groter (RR > 1) of kleiner (RR < 1) is dan in de controlegroep.
Risque relatif: le rapport de deux risques (absolus) (provenant de deux groupes étudiés): dans une étude de cohorte: estimation de la probabilité que la survenue d’une maladie dans le groupe exposé à un facteur de risque déterminé soit autant de fois supérieure (RR > 1) ou inférieure (RR < 1) à celle dans le groupe non exposé; dans une étude d’intervention: estimation de la probabilité que le résultat dans le groupe intervention soit autant de fois supérieur (RR > 1) ou inférieur (RR < 1) à celui observé dans le groupe contrôle.

Afgezien van de problemen met het randomiseren en blinderen moeten de voornaamste redenen hiervoor eveneens worden gezocht bij het relatief klein aantal proefpersonen en de korte opvolgingsperiode, die op zich dan weer een gevolg is van het grote aantal patiënten dat van de controlegroep naar de behandelde groep overging (cross-over).
Les principales raisons de cette situation, outre les problèmes de randomisation et de double aveugle résident également dans les tailles d’échantillon relativement limitées et les délais de suivi relativement courts principalement attribuables à l’important cross-over entre les groupes de contrôles et les groupes de traitement.