60. begrüßt den Vertrag über eine Verfassung für Europa als eine wichtige Grundlage für die Fortführung der ESS und ihre derzeitige Entwicklung; ist der Überzeugung, dass die Schaffung des neuen auswärtigen Dienstes
ein Instrument von wesentlicher Bedeutung für das außenpolitische Handeln im
Rahmen der GASP und somit für die ESS ist; betont, dass eine wirksame ESS die verfügbaren diplomatischen Fähigkeiten vollständig nutzen muss (d.h. den Außenminister der Europäischen Union und den Europäischen Auswärtigen Dienst (Artikel I-28 und
...[+++] III-296 Absatz 3) und gegebenenfalls militärische Fähigkeiten (d.h. eine ständige strukturierte Zusammenarbeit zwischen den Mitgliedstaaten zur Erfüllung der Missionen mit hoher Intensität, die größere militärische Fähigkeiten erfordern (Artikel I–41 Absatz 6, III-312 und das Sonderprotokoll)); 60. begroet met vreugde het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa als belangrijk fundament voor uitvoering en ontwikkeling van de EVS; is van oordeel dat de oprichting van een nieuwe dienst voor externe acties een instrument van vitaal belang zal zijn voor de externe acties in
het kader van het GBVB en daarom ook voor het EVS; benadrukt dat een effectieve EVS volledig gebruik moet maken van de aanwezige diplomatieke competenties (d.w.z. de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de Europese Dienst voor extern optreden (artikelen I-28 en III-296(3)) en, indien noodzakelijk, van militaire competenties (d.w.z. perma
...[+++]nente structurele samenwerking tussen lidstaten voor de uitvoering van intensieve missies waar een grote militaire capaciteit voor nodig is (artikelen I–41(6), III-312 en het specifiek protocol));