Traduction de «sie tatsächlich kenntnis » (Allemand → Néerlandais) :

74. weist darauf hin, dass Anbieter eines Diensts für die Informationsgesellschaft, die eine Haftungsbeschränkung geltend machen wollen, unverzüglich tätig werden müssen, sobald sie tatsächlich Kenntnis von rechtswidrigen Tätigkeiten oder Wissen darüber erlangt haben, und die einschlägigen Informationen entfernen oder den Zugang zu ihnen sperren müssen; fordert die Kommission auf, dafür Sorge zu tragen, dass diese Bestimmung einheitlich und im Einklang mit der Charta der Grundrechte Anwendung findet, damit es nicht zu einer Privatisierung der Rechtsdurchsetzung kommt und sichergestellt ist, dass angemessene und vernünftige Maßnahmen gegen den Verkauf von unerlaubten Inhalten und Waren getroffen werden;
74. wijst erop dat de aanbieder van een dienst in de informatiemaatschappij, om te profiteren van een beperking van de aansprakelijkheid, na het verkrijgen van feitelijke kennis inzake illegale activiteiten snel moet optreden om de toegang tot de betreffende informatie te verwijderen of onbruikbaar te maken; vraagt de Commissie een uniforme tenuitvoerlegging van deze bepaling te waarborgen overeenkomstig het Handvest van de grondrechten, om privatisering van de rechtshandhaving te voorkomen en ervoor te zorgen dat adequate en redelijke maatregelen worden genomen tegen de verkoop van illegale inhoud en goederen;

Aus den Vorarbeiten zu dieser Bestimmung geht jedoch hervor, dass die Betreiber von elektronischen Plattformen nur dann für einen Verstoß gegen das Gesetz haften, wenn sie tatsächlich Kenntnis von der gesetzwidrigen Tätigkeit haben und somit « explizit darüber informiert sind » (Parl. Dok., Kammer, 2012-2013, DOC 53-0656/005, S. 4).
Uit de parlementaire voorbereiding van die bepaling blijkt evenwel dat de beheerders van elektronische platformen slechts voor een inbreuk op de wet aansprakelijk zijn indien zij daadwerkelijk kennis hebben van de onwettige activiteit en dus « expliciet hiervan op de hoogte zijn » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-0656/005, p. 4).

15. stellt fest, dass der jährliche Tätigkeitsbericht der Agentur nicht unbedingt ihr Jahresarbeitsprogramm widerspiegelt; stellt ferner fest, dass die in ihrem Jahresarbeitsprogramm aufgeführten Zielsetzungen eher unbestimmter Natur sind und dass es deshalb recht schwer fällt, zu beurteilen und zu prüfen, inwieweit sie tatsächlich erreicht wurden; fordert die Agentur deshalb nachdrücklich auf, ihr Jahresarbeitsprogramm zu verbessern und damit die Entlastungsbehörde in die Lage zu versetzen, die Effizienz dieser Agentur besser zu beurteilen; weist darauf hin, dass die Agentur die Empfehlungen des Rechnungshofs zur Kenntnis genommen hat, und begrüßt den Umstand, dass daraufhin das Format der anstehenden Jahresarbeitsprogramme an die Anforderungen angepasst werden wird;
15. merkt op dat het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap niet noodzakelijk het jaarlijks werkprogramma weerspiegelt; stelt bovendien vast dat de doelstellingen van zijn jaarlijks werkprogramma eerder vaag zijn en het daarom moeilijk is ze te beoordelen en te controleren of ze zijn bereikt; spoort het Agentschap daarom aan zijn jaarlijks werkprogramma te verbeteren zodat de kwijtingsautoriteit de doeltreffendheid van het Agentschap beter kan beoordelen; merkt op dat het Agentschap rekening heeft gehouden met de aanbevelingen van de Rekenkamer en is verheugd dat de toekomstige jaarlijkse werkprogramma's derhalve aan de vereisten zullen beantwoorden;

Ich möchte lediglich einen Punkt hervorheben: Tatsächlich wurden auf beiden Seiten Zugeständnisse gemacht, und ich denke, dass wir einer Einigung sehr nahe sind, aber ich lege doch großen Wert darauf, dass sie zur Kenntnis nehmen, dass die Frage der Symmetrie und Asymmetrie eine wichtige Frage ist, die gelöst werden muss.
Wat ik hier wel graag kwijt wil is het volgende: iedereen heeft concessies gedaan en we zijn nu heel dicht bij een akkoord. Ik moet echter iets zeggen over de kwestie symmetrie en asymmetrie – dat is namelijk heel belangrijk.

Verstösst Artikel 71 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Verteidigungsrechte und dem Recht auf ein faires Verfahren, wie verankert in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern er zu einem Behandlungsunterschied führt zwischen einerseits den Adressaten der von einem ÖSHZ im Rahmen der Sozialhilfe getroffenen Entscheidungen, die mittels eines bei der Post aufgegebenen Einschreibens notifiziert werden, bei denen die Rechtsmittelfrist anfängt am Tag, an dem der Brief bei der Post aufgegeben wird, und somit bevor sie imstande sind, tatsächlich davon Kenntnis zu erhalten, und andererseits den anderen Adressaten von Verwaltungsentscheidungen, die auf der Grundlage des Gesetzes vom 11. April 1995 zur Einführung der ' Charta ' der Sozialversicherten notifiziert werden, bei denen die Rechtsmittelfrist erst anfängt am Tag, an dem die Post den Brief an der Adresse des Empfängers anbietet, und somit erst zum Zeitpunkt, an dem sie imstande sind, tatsächlich Kenntnis vom Inhalt der Entscheidung zu erhalten?
Schendt artikel 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre het voorziet in een verschillende behandeling van, enerzijds, de adressaten van de inzake maatschappelijke dienstverlening door de O.C. M.W'. s genomen beslissingen waarvan hun kennis wordt gegeven bij ter post aangetekende brief, ten aanzien van wie de beroepstermijn begint te lopen vanaf de afgifte van de brief bij de post, zijnde vooraleer zij in staat zijn daarvan daadwerkelijk kennis te nemen, en, anderzijds, de andere adressaten van administratieve beslissingen waarvan kennis wordt gegeven in het raam van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ' handvest ' van de sociaal verzekerde, ten aanzien van wie de beroepstermijn pas begint te lopen vanaf de aanbieding van de brief, door de post, op het adres van de geadresseerde, zijnde enkel op het ogenblik waarop zij in staat zijn daadwerkelijk kennis te nemen van de inhoud van de beslissing ?

2. Verstösst Artikel 71 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Verteidigungsrechte und dem Recht auf ein faires Verfahren, wie verankert in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern er zu einem Behandlungsunterschied führt zwischen einerseits den Adressaten der von einem ÖSHZ im Rahmen der Sozialhilfe getroffenen Entscheidungen, die mittels eines bei der Post aufgegebenen Einschreibens notifiziert werden, bei denen die Rechtsmittelfrist anfängt am Tag, an dem der Brief bei der Post aufgegeben wird, und somit bevor sie imstande sind, tatsächlich davon Kenntnis zu erhalten, und andererseits den Adressaten der gleichen Entscheidungen, deren Notifikation mittels einer persönlichen Aushändigung geschieht, bei denen die Rechtsmittelfrist erst bei dieser persönlichen Aushändigung anfängt, und somit erst zum Zeitpunkt, an dem sie imstande sind, tatsächlich Kenntnis vom Inhalt der Entscheidung zu erhalten?
2. Schendt artikel 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre het voorziet in een verschillende behandeling van, enerzijds, de adressaten van de inzake maatschappelijke dienstverlening door de O.C. M.W'. s genomen beslissingen waarvan hun kennis wordt gegeven bij ter post aangetekende brief, ten aanzien van wie de beroepstermijn begint te lopen vanaf de afgifte van de brief bij de post, zijnde vooraleer zij in staat zijn daarvan daadwerkelijk kennis te nemen, en, anderzijds, de adressaten van dezelfde beslissingen waarvan de kennisgeving gebeurt bij persoonlijke overhandiging, ten aanzien van wie de beroepstermijn pas begint te lopen vanaf die persoonlijke overhandiging, zijnde enkel op het ogenblik waarop zij daadwerkelijk kennis nemen van de inhoud van de beslissing ?

2. « Verstösst Artikel 71 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Verteidigungsrechte und dem Recht auf ein faires Verfahren, wie verankert in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern er zu einem Behandlungsunterschied führt zwischen einerseits den Adressaten der von einem ÖSHZ im Rahmen der Sozialhilfe getroffenen Entscheidungen, die mittels eines bei der Post aufgegebenen Einschreibens notifiziert werden, bei denen die Rechtsmittelfrist anfängt am Tag, an dem der Brief bei der Post aufgegeben wird, und somit bevor sie imstande sind, tatsächlich davon Kenntnis zu erhalten, und andererseits den Adressaten der gleichen Entscheidungen, deren Notifikation mittels einer persönlichen Aushändigung geschieht, bei denen die Rechtsmittelfrist erst bei dieser persönlichen Aushändigung anfängt, und somit erst zum Zeitpunkt, an dem sie imstande sind, tatsächlich Kenntnis vom Inhalt der Entscheidung zu erhalten?
2. « Schendt artikel 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre het voorziet in een verschillende behandeling van, enerzijds, de adressaten van de inzake maatschappelijke dienstverlening door de O.C. M.W'. s genomen beslissingen waarvan hun kennis wordt gegeven bij ter post aangetekende brief, ten aanzien van wie de beroepstermijn begint te lopen vanaf de afgifte van de brief bij de post, zijnde vooraleer zij in staat zijn daarvan daadwerkelijk kennis te nemen, en, anderzijds, de adressaten van dezelfde beslissingen waarvan de kennisgeving gebeurt bij persoonlijke overhandiging, ten aanzien van wie de beroepstermijn pas begint te lopen vanaf die persoonlijke overhandiging, zijnde enkel op het ogenblik waarop zij daadwerkelijk kennis nemen van de inhoud van de beslissing ?

1. « Verstösst Artikel 71 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Verteidigungsrechte und dem Recht auf ein faires Verfahren, wie verankert in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern er zu einem Behandlungsunterschied führt zwischen einerseits den Adressaten der von einem ÖSHZ im Rahmen der Sozialhilfe getroffenen Entscheidungen, die mittels eines bei der Post aufgegebenen Einschreibens notifiziert werden, bei denen die Rechtsmittelfrist anfängt am Tag, an dem der Brief bei der Post aufgegeben wird, und somit bevor sie imstande sind, tatsächlich davon Kenntnis zu erhalten, und andererseits den anderen Adressaten von Verwaltungsentscheidungen, die auf der Grundlage des Gesetzes vom 11. April 1995 zur Einführung der ' Charta ' der Sozialversicherten notifiziert werden, bei denen die Rechtsmittelfrist erst anfängt am Tag, an dem die Post den Brief an der Adresse des Empfängers anbietet, und somit erst zum Zeitpunkt, an dem sie imstande sind, tatsächlich Kenntnis vom Inhalt der Entscheidung zu erhalten?
1. « Schendt artikel 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre het voorziet in een verschillende behandeling van, enerzijds, de adressaten van de inzake maatschappelijke dienstverlening door de O.C. M.W'. s genomen beslissingen waarvan hun kennis wordt gegeven bij ter post aangetekende brief, ten aanzien van wie de beroepstermijn begint te lopen vanaf de afgifte van de brief bij de post, zijnde vooraleer zij in staat zijn daarvan daadwerkelijk kennis te nemen, en, anderzijds, de andere adressaten van administratieve beslissingen waarvan kennis wordt gegeven in het raam van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ' handvest ' van de sociaal verzekerde, ten aanzien van wie de beroepstermijn pas begint te lopen vanaf de aanbieding van de brief, door de post, op het adres van de geadresseerde, zijnde enkel op het ogenblik waarop zij in staat zijn daadwerkelijk kennis te nemen van de inhoud van de beslissing ?

17. nimmt zur Kenntnis, dass der jährliche Betrag der für die Mittelmeerdrittländer bestimmten Mittel der EIB auf 2 Milliarden € erhöht wurde, und hofft, dass diese EIB-Fazilität rasch zur Errichtung einer Europa-Mittelmeer-Bank führt, sofern sie tatsächlich die Entwicklung begünstigt;
17. neemt kennis van de verhoging van het jaarlijks kapitaal van de EIB voor de derde Middellandse-Zeelanden tot 2 miljard euro en wenst dat deze EIB-"faciliteit" op korte termijn uitmondt in de oprichting van een Euromediterrane bank, op voorwaarde dat deze bank de ontwikkeling werkelijk ten goede komt;