22. stellt fest, dass es in letzter Zeit auf Grundlage des Begriffs der Unionsbürgerschaft zu einer We
iterentwicklung der Rechtsprechung des Gerichtshofs hinsichtlich des Rechts, sich frei zu bewegen, gekommen ist, woraus sich ergibt, dass die Mitgliedstaaten ihre Bürger, die vom Recht, sich frei zu
bewegen und sich in einem anderen Mitgliedstaat aufzuhalten,
Gebrauch gemacht haben, gegenüber denjenigen, die von diesem Recht keinen Gebrauch
gemacht ...[+++] haben, nicht benachteiligen dürfen; 22. merkt de recente stijging van arresten van het Hof van Justit
ie op die gebaseerd zijn op het concept van het burgerschap van de Unie en betre
kking hebben op het recht op vrij verkeer, op grond waarvan de lidstaten ingezetenen die hun recht op vrij verkeer en vestiging in een and
ere lidstaat hebben gebruikt niet ongunstiger mogen behandelen dan degenen die
geen gebruik hebben gemaakt ...[+++] van dit recht;