Vertaling van "allgemeinen anarchie freie hand lassen " (Duits → Nederlands) :

In unserer Union macht sich Unbehagen breit, das zu Streitereien zwischen den Mitgliedstaaten geführt hat, die im Namen der nationalen Souveränität nur allzu oft der allgemeinen Anarchie freie Hand lassen; und zu Streitereien zwischen unseren Institutionen, was unsere Bürgerinnen und Bürger kalt lässt, vergleichbar mit den verschiedenen Glaubensgemeinschaften, die sich über Begründungen streiten, statt sich zu fragen, weshalb niemand mehr in die Kirche kommt.
In onze Unie heerst een malaise die heeft geleid tot onderling gekibbel van de lidstaten, omdat zij, in naam van het behoud van de nationale soevereiniteit, te vaak wereldwijde anarchie de vrije teugel laten; en tot onderling gekibbel van onze instellingen, waardoor onze burgers onverschillig worden, net als wanneer verschillende genootschappen binnen de kerk redetwisten over transsubstantiatie in plaats van zich af te vragen waarom er niemand meer naar de kerk komt.

Ich verstehe allerdings nicht, warum wir der Kommission freie Hand lassen sollen.
Ik zie niet in waarom we de Commissie vrij spel zouden moeten geven.

Wir müssen akzeptieren, dass wir den Wertschöpfern freie Hand lassen müssen, wenn wir Arbeitsplätze schaffen wollen.
We moeten onderkennen dat we, als we banen willen scheppen, de vrije hand moeten geven aan degenen die voor welvaart zorgen.

Es ist darauf hinzuweisen, dass Artikel 175 und 176 den Mitgliedstaaten nicht freie Hand lassen, um nach Belieben Maßnahmen einzuführen.
Het is belangrijk te beseffen dat de artikelen 175 en 176 de lidstaten geen vrijbrief geven om om het even welke maatregelen in te voeren.

Es ist nicht klar, warum der Rat sie herausgenommen hat, aber es ist möglich, dass er den Richtern freie Hand lassen möchte zu entscheiden.
Niet duidelijk is waarom de Raad deze term heeft geschrapt, maar het is mogelijk dat hij de handen van de rechter niet heeft willen binden.

Obgleich der Gesetzgeber somit den Gegenstand der dem König erteilten Ermächtigung bestimmt hat, hat er jedoch auf diese Weise in keiner Hinsicht die Grundsätze präzisiert, deren Einhaltung er bei Gebrauch dieser Ermächtigung gewährleistet sehen wollte; die Präzisierung dieser Grundsätze wird auch aus den Vorarbeiten nicht ersichtlich; im Gegenteil, ihre Lektüre bestätigt die Tatsache, dass der Gesetzgeber mit der Annahme des zu diesem Zeitpunkt als Entwurf vorliegenden Artikels 15 effektiv dem König bei der Regelung des Statuts der Militärgewerkschaftsvertreter völlig freie Hand lassen wollte (Parl. Dok., Kammer, 1977-1978, Nr. 149/1, S. 5).
Hoewel de wetgever aldus het onderwerp van de aan de Koning verleende machtiging heeft bepaald, heeft hij zodoende echter in geen enkel opzicht de beginselen gepreciseerd met inachtneming waarvan hij wilde dat van die machtiging gebruik zou worden gemaakt; de bepaling van die beginselen blijkt evenmin uit de parlementaire voorbereiding; integendeel, de lezing ervan bevestigt het feit dat de wetgever, door het op dat ogenblik ontworpen artikel 15 aan te nemen, daadwerkelijk heeft gewild dat de Koning bij de regeling van het statuut van de militaire vakbondsafgevaardigden over een volledige vrijheid zou beschikken (Parl. St., Kamer, 1977-1978, nr. 149/1, p. 5).

Die Zulassungskriterien sind eindeutig, objektiv und nichtdiskriminierend und lassen sowohl Rückversicherungs- als auch Versicherungsunternehmen für ihre Teilnahme an anderen (Online-) Handelsplattformen freie Hand.
De toelatingscriteria zijn duidelijk, objectief en niet-discriminerend en zowel herverzekeraars als verzekeraars zijn vrij om aan andere (online) beurzen deel te nemen.

Verstösst Artikel 76 § 1 Absatz 3 des Mehrwertsteuergesetzbuches in der durch das Gesetz vom 28. Dezember 1992 geänderten Fassung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er so interpretiert wird, dass er den König ermächtigt zu bestimmen, dass bei vorliegendem ernsthaften Verdacht auf Ungenauigkeiten bei den Mehrwertsteuererklärungen eines Steuerpflichtigen, die eine noch nicht festgelegte Steuerschuld vermuten lassen, die Verwaltung der Mehrwertsteuer, Einregistrierung und Domänen einen erstattungsfähigen Mehrwertsteuerkredit einbehalten kann, geltend als Sicherungspfändung in dritter Hand zu ihren Gunsten, ohne über einen vollstreckbaren Titel zu verfügen und ohne vorhergehende Ermächtigung durch den Pfändungsrichter, während dieser Titel oder diese vorhergehende Ermächtigung dem allgemeinen Recht zufolge unentbehrlich sind?
Is artikel 76, § 1, derde lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de wet van 28 december 1992, in die zin geïnterpreteerd dat het de Koning toestaat te bepalen dat in geval van ernstige vermoedens van onjuistheden in de B.T.W.-aangiften van een belastingplichtige die een nog niet vastgestelde belastingschuld laten uitschijnen, de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen kan overgaan tot de inhouding van een voor terugbetaling in aanmerking komend B.T.W.-krediet, geldend als bewarend beslag onder derden te haren voordele, zonder over een uitvoerbare titel te beschikken en zonder voorafgaandelijk door de beslagrechter ertoe gemachtigd te zijn, terwijl die titel of die voorafgaande machtiging naar gemeen recht onontbeerlijk zijn, strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ?

Zweck der letzten vier, in dieser Rechtssache gestellten präjudiziellen Fragen ist es, durch den Hof prüfen zu lassen, ob gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung nicht verstossen wird durch die folgenden Unterschiede hinsichtlich des Umfangs der Prüfung durch den Pfändungsrichter, die sich aus dem Vergleich zwischen einerseits Artikel 76 § 1 Absatz 3 des Mehrwertsteuergesetzbuches ergeben, indem er so interpretiert wird, dass er den König ermächtigt, den durch Artikel 7 des königlichen Erlasses vom 14. April 1993 eingefügten Artikel 8.1 § 3 des königlichen Erlasses Nr. 4 vom 29. Dezember 1969 anzunehmen, und andererseits dem allgemeinen Recht der Sicherungspfändung in dritter Hand, wie es aus den Artikeln 1413 und ff. des Gerichtsgesetzbuches resultiert:
De laatste vier prejudiciële vragen die in deze zaak zijn gesteld strekken ertoe door het Hof de verenigbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te laten toetsen van de volgende verschillen, ten aanzien van de omvang van de toetsing door de beslagrechter, voortvloeiende uit de vergelijking tussen, enerzijds, artikel 76, § 1, derde lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, in die zin geïnterpreteerd dat het de Koning ertoe machtigt artikel 8.1, § 3, van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969, ingevoegd bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 april 1993, aan te nemen, en anderzijds, het gemeen recht van het bewarend beslag onder derden zoals dat voortvloeit uit de artikelen 1413 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek :