Vertaling van " selbständig erwerbstätigen arbeitnehmern gehen " (Duits → Nederlands) :

Ich erachte daher die Annahme dieses Textes als einen wichtigen und sehr positiven Schritt hin zur Annäherung an die gegenwärtige europäische Gesetzgebung für angestellte Arbeitnehmer, da die fundamentalen Rechte auf Gleichbehandlung und Sozialschutz bereits geschützt sind, und die vorgeschlagenen Abänderungen des ursprünglichen Texts in Richtung einer allgemeinen Verbesserung hinsichtlich des Schutzes der Ehepartner von selbständig erwerbstätigen Arbeitnehmern gehen, insbesondere was die Gewährung einer Mutterschaftsbeihilfe für selbständig erwerbstätige Frauen und Ehepartner oder anerkannte Lebensgefährten von selbständig erwerbstätigen Arbeitnehmern betrifft.
Met de aanneming van deze tekst zetten wij mijns inziens een belangrijke en zeer positieve stap, die ons dichter bij de huidige Europese wetgeving voor vrouwelijke werknemers brengt, aangezien de fundamentele rechten van vrijheid en sociale bescherming al gegarandeerd zijn en de voorgestelde amendementen op de originele tekst in de richting gaan van een algemene verbetering van de bescherming van echtgenoten van zelfstandigen, inzonderheid voor wat betreft de zwangerschapsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen en echtgenoten of levenspartners.

Der Umstand, dass es grundsätzliche Unterschiede zwischen selbständig Erwerbstätigen einerseits und Arbeitnehmern andererseits gibt, und insbesondere der Umstand, dass sich die Einkünfte der selbständig Erwerbstätigen von Jahr zu Jahr ändern können, während die Entlohnung der Arbeitnehmer im voraus festgelegt wird und normalerweise nicht unsicheren Schwankungen unterliegt, kann im Gegensatz zu den Behauptungen des Ministerrates in diesem Fall den Behandlungsunterschied nicht rechtfertigen.
Het feit dat er fundamentele verschillen bestaan tussen zelfstandigen, enerzijds, en werknemers, anderzijds, en meer specifiek het feit dat de inkomsten van de zelfstandigen van jaar tot jaar kunnen variëren, terwijl het loon van de werknemers vooraf wordt bepaald en doorgaans niet is onderworpen aan onzekere schommelingen kan, in tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, te dezen geen verantwoording vormen voor het verschil in behandeling.

Die Lage der Ehepartner bzw. Lebensgefährten von selbständig erwerbstätigen Arbeitnehmern, die zu Betrieb und Umsatz von Unternehmen beitragen, ohne den Status eines Angestellten oder Geschäftspartners zu haben, konnte in der Richtlinie des Rates von 1986 nicht zufriedenstellend geregelt werden.
De situatie van huwelijks- en levenspartners van zelfstandig ondernemers – die zonder status van werknemer of zakenpartner bijdragen aan de ontplooiing van en de winst uit activiteiten van de onderneming – is niet op bevredigende wijze geregeld in de richtlijn van de Raad uit 1986.

Es war daher an der Zeit, den genannten Gesetzestext aufzuheben und eine neue Richtlinie zu erarbeiten, die die Arbeit von mithelfenden Ehepartnern anerkennt, und sie in Bezug auf Sozialschutz auf eine Stufe mit den selbständig erwerbstätigen Arbeitnehmern zu stellen.
Daarom was het tijd bovengenoemde wetgeving buiten werking te stellen en een nieuwe richtlijn op te stellen waarin de erkenning van het werk van meewerkende huwelijkspartners wordt vastgelegd en hun hetzelfde niveau van bescherming op het gebied van sociale zekerheid wordt geboden als de ondernemers zelf.

In Artikel 5bis sind die Fälle festgelegt, in denen ein Mandat verliehen wird, dessen Ausübung nicht mit der Eigenschaft als selbständig Erwerbstätiger einhergeht; der Mandatgeber ist je nach Fall eine öffentliche Einrichtung oder Person oder eine Organisation von Arbeitnehmern, selbständig Erwerbstätigen oder Arbeitgebern.
Artikel 5bis preciseert de gevallen die aanleiding geven tot een mandaat waarvan de uitoefening niet aan de hoedanigheid van zelfstandige is gekoppeld; de mandaatgever is, naar gelang van het geval, een openbare instelling of persoon of een werknemers-, zelfstandigen- of werkgeversorganisatie.

« Verstösst der königliche Erlass Nr. 464 vom 25. September 1986 - bestätigt durch das Gesetz vom 15. Dezember 1986 - gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er dadurch, dass er bestimmt, dass der Konsolidierungsbeitrag auch dann von den selbständig Erwerbstätigen zu leisten ist, wenn ihre Berufseinkünfte des betreffenden Jahres niedriger sind als der Mindestlohn, auf den sich das kollektive Arbeitsabkommen Nr. 23 über die Gewährleistung eines durchschnittlichen Mindestmonatseinkommens bezieht, nach Abzug der auf Handarbeiter anwendbaren Sozialversicherungsbeiträge, und demzufolge, dass er trotz der entsprechenden, im Bericht an den König eindeutig zum Ausdruck gebrachten Absicht keinen Parallelismus mehr gewährleistet, was die von den selbständig Erwerbstätigen einerseits und von den Arbeitnehmern und Beamten andererseits verlangten Mässigungsanstrengungen betrifft, erstere (d.h. die selbständig Erwerbstätigen) einer Behandlungsungleichheit letzteren (d.h. den Arbeitnehmern und Beamten) gegenüber unterwirft?
« Schendt het koninklijk besluit nr. 464 van 25 september 1986 (bekrachtigd bij de wet van 15 december 1986) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het, door te bepalen dat de consolideringbijdrage door de zelfstandigen verschuldigd is, zelfs wanneer hun bedrijfsinkomsten van het betrokken jaar lager zijn dan het minimumloon waarin is voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 23 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, na aftrek van de bijdragen voor de sociale zekerheid die van toepassing zijn op de handarbeiders, en door bijgevolg, niettegenstaande een in het verslag aan de Koning nochtans duidelijk in die zin te kennen gegeven bedoeling, geen parallellisme meer te verzekeren in de inspanningen tot matiging die worden gevraagd van de zelfstandigen, enerzijds, en van de werknemers en ambtenaren, anderzijds, de eerstgenoemden (zelfstandigen) aan een ongelijke behandeling onderwerpt ten opzichte van de laatstgenoemden (werknemers en ambtenaren) ?

Der dem Hof vorgelegte Behandlungsunterschied besteht darin, dass der königliche Erlass Nr. 464 den selbständig Erwerbstätigen, deren Berufseinkünfte des betreffenden Jahres niedriger sind als das im kollektiven Arbeitsabkommen Nr. 23 garantierte durchschnittliche Mindestmonatseinkommen, einen Konsolidierungsbeitrag auferlegt, während den Arbeitnehmern und Beamten, die sich in dem gleichen Fall befinden, keine Lohnmässigung auferlegt wird; der Verweisungsrichter weist darauf hin, dass somit der « Parallelismus [bei den] Mässigungsanstrengungen », die diesen beiden Kategorien von Arbeitnehmern abverlangt werden, nicht länger gewährleistet sei.
Het aan het Hof voorgelegde verschil in behandeling bestaat erin dat het koninklijk besluit nr. 464 de zelfstandigen van wie de bedrijfsinkomsten van het in aanmerking genomen jaar lager zijn dan het in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 23 gewaarborgde gemiddelde minimummaandinkomen onderwerpt aan de consolideringbijdrage, terwijl de werknemers en de ambtenaren die zich in hetzelfde geval bevinden, aan elke loonmatiging ontsnappen; de verwijzende rechter merkt op dat bijgevolg het « parallellisme [.] in de inspanningen tot matiging » welke van die beide categorieën van werknemers worden gevraagd, niet langer gewaarborgd zou zijn.

« Verstösst der königliche Erlass Nr. 464 vom 25. September 1986 - bestätigt durch das Gesetz vom 15. Dezember 1986 - gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er dadurch, dass er bestimmt, dass der Konsolidierungsbeitrag auch dann von den selbständig Erwerbstätigen zu leisten ist, wenn ihre Berufseinkünfte des betreffenden Jahres niedriger sind als der Mindestlohn, auf den sich das kollektive Arbeitsabkommen Nr. 23 über die Gewährung eines durchschnittlichen Mindestmonatseinkommens bezieht, nach Abzug der auf Handarbeiter anwendbaren Sozialversicherungsbeiträge, und demzufolge, dass er trotz der entsprechenden, im Bericht an den König eindeutig zum Ausdruck gebrachten Absicht keinen Parallelismus mehr gewährleistet, was die von den selbständig Erwerbstätigen einerseits und von den Arbeitnehmern und Beamten andererseits verlangten Mässigungsanstrengungen betrifft, erstere (d.h. die selbständig Erwerbstätigen) einer Behandlungsungleichheit letzteren (d.h. den Arbeitnehmern und Beamten) gegenüber unterwirft?
« Schendt het koninklijk besluit nr. 464 van 25 september 1986 (bekrachtigd bij de wet van 15 december 1986) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het, door te bepalen dat de consolideringbijdrage door de zelfstandigen verschuldigd is, zelfs wanneer hun bedrijfsinkomsten van het betrokken jaar lager zijn dan het minimumloon waarin is voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 23 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, na aftrek van de bijdragen voor de sociale zekerheid die van toepassing zijn op de handarbeiders, en door bijgevolg, niettegenstaande een in het verslag aan de Koning nochtans duidelijk in die zin te kennen gegeven bedoeling, geen parallellisme meer te verzekeren wat de matigingsinspanningen betreft die worden gevraagd van de zelfstandigen, enerzijds, en van de werknemers en ambtenaren, anderzijds, de eerstgenoemden (zelfstandigen) aan een ongelijke behandeling onderwerpt ten opzichte van de laatstgenoemden (werknemers en ambtenaren) ?