(1) Die Befugnis zum Erlass der in Artikel 2 Absatz 3, Artikel 3 Absatz 3, Artikel 4 Absätze 3 und 4, Artikel 8 Absatz 1, Artikel 9 Absatz 6 und Artikel 19 genannten delegierten Rechtsakte wird der Kommission für einen Zeitraum von fünf Jahren ab dem Inkrafttreten dieser Verordnung übertragen.
1. De bevoegdheid om de in artikel 2, lid 3, artikel 3, lid 3, artikel 4, leden 3 en 4, artikel 8, lid 1, artikel 9, lid 6, en artikel 19 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.