Uit de parlementaire voorbereiding van de bestreden wet blijkt dat de wetgever het niet aangewezen heeft geacht om een leeftijd vast te stellen vanaf w
elke euthanasie kan worden gevraagd met betrekking tot een minderjari
ge, en dat hij zich daarbij voornamelijk heeft laten leiden door, enerzijds, het standpunt van de Orde der Artsen die « er reeds lang op aandringt om het criterium van
de leeftijd van de betrokkene ...[+++] weg te laten ten voordele van het criterium van de werkelijke oordeelsbekwaamheid van de patiënt » (Parl. St., Senaat, 2013-2014, nr. 5-2170/4, p. 38) en, anderzijds, door de standpunten die werden ingenomen door meerdere deskundigen die naar aanleiding van de totstandkoming van de bestreden wet werden geraadpleegd (zie onder meer : Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-2170/1, p. 4; nr. 5-2170/4, pp. 8, 11, 26, 28 en 36; Kamer, 2013-2014, DOC 53-3245/004, p. 28).Les travaux préparatoires de la loi attaquée font apparaître que le législateur n'a pas estimé qu'il s'indiquait de fixer un âge mi
nimum du patient mineur pour que celui-ci puisse demander l'euthanasie et qu'à cet égard, le législateur s'est inspiré, d'une part, de la position de l'Ordre des médecins qui « réclame déjà depuis longtemps la suppression du critère de l'âge du mineur concerné au bénéfice du critère de la capacité de discernement réelle du patient » (Doc. parl., Sénat, 2013-2014, n° 5-2170/4, p. 38) et, d'autre part, des points de vue adoptés par plusieurs experts consultés lors de l'élaboration de la loi attaquée (cf. entre
...[+++]autres : Doc. parl., Sénat, 2012-2013, n° 5-2170/1, p. 4; n° 5-2170/4, pp. 8, 11, 26, 28 et 36; Chambre, 2013-2014, DOC 53-3245/004, p. 28).