Ze argumenteert haar stelling op basis van artikel 4 van de wet van 14 augustus 1986 dat zegt dat een eigenaar of de persoon aan wiens zorg een dier is toevertrouwd maatregelen moet nemen om het dier «een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethiologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domesticatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen».
Pour étayer sa thèse, elle invoque l'article 4 de la loi du 14 août 1986, qui prévoit que toute personne qui détient un animal ou en prend soin doit prendre les mesures nécessaires afin de procurer à l'animal «une alimentation, des soins et un logement qui conviennent à sa nature, à ses besoins physiologiques et éthologiques, à son état de santé et à son degré de développement, d'adaptation ou de domestication».