Met de tweede prejudiciële vraag verzoekt de verwijzende rechter het Hof de bestaanbaarheid na te gaan van de artikelen 35 en 38 van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in de hypothese dat aan de in het geding zijnde bepalingen een strafrechtelijk karakter zou moeten worden toegekend.
Par la seconde question préjudicielle, le juge a quo invite la Cour à examiner la compatibilité des articles 35 et 38 du décret fiscal du 22 mars 2007 avec les articles 10, 11 et 172 de la Constitution, combinés avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, dans l'hypothèse où il faudrait reconnaître un caractère pénal aux dispositions en cause.