1.4. De Arbeidsrechtbank zegt in het vonnis waarbij de prejudiciële vraag wordt gesteld voor recht dat de eiser voor de periode van 1 april 1996 tot en met 9 januari 1997 gerechtigd is op financiële bijstand gelijk aan het bedrag van het bestaansminimum voor samenwonende gehuwden en verklaart het vonnis wat dat onderdeel betreft uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande elk rechtsmiddel en met uitsluiting van het recht op kantonnement of borgtocht.
1.4. Dans son jugement posant la question préjudicielle, le Tribunal du travail dit pour droit que, pour la période du 1 avril 1996 au 9 janvier 1997, le demandeur a droit à une aide financière égale au montant du minimum de moyens d'existence pour conjoints cohabitants et déclare le jugement exécutoire par provision sur ce point, nonobstant tout recours et à l'exclusion du droit de cantonnement et de caution.