Volgens de bewoordingen van de prejudiciële vraag wordt het Hof ondervraagd over het verschil in behandeling dat voortvloeit uit het voormelde artikel 444, doordat het een algemene en absolute buitenbezitstelling van de gefailleerde tot stand brengt en zich aldus ertegen verzet dat hij persoonlijk de schadeve
rgoeding zou kunnen ontvangen die bestemd is om een huidig nadeel en een nadeel dat zich voordoet na de datum waarop het faillissement zal zijn gesloten, te herstellen, ongeacht de a
ard van het nadeel, terwijl die schadevergoeding
...[+++]en over het algemeen niet in beslag zouden kunnen worden genomen wanneer het gaat om andere rechtsonderhorigen en met name werknemers.
Suivant les termes de la question préjudicielle, la Cour est interrogée sur la différence de traitement résultant de l'article 444 précité, en ce qu'il opère un dessaisissement général et absolu du failli et s'oppose ainsi à ce qu'il puisse percevoir personnellement les indemnités destinées à réparer un préjudice présent et un préjudice postérieur à la date où aura lieu la clôture de la faillite, quelle que soit la nature de ces préjudices, alors que ces indemnités auraient généralement un caractère insaisissable dans le chef des autres justiciables et notamment des travailleurs salariés.