De in de derde en de vierde overweging van de motie van het Vlaams Parlement opgeworpen argumenten dat de wet van 25 maart 1999 de mogelijkheid creëert voor een Franstalige inwoner van het tweede kanton Kortrijk, het tweede kanton Ieper-Poperinge en de kantons Ronse en Herne-Sint-Pieters-Leeuw om zich in de gerechtelijke procedure in het Frans tot de vredegerechten te wenden en dat daardoor de faciliteiten in gerechtszaken worden uitgebreid tot personen die wettelijk daarop geen aanspraak kunnen maken, kunnen niet worden gevolgd.
Les troisième et quatrième considérants de la motion du Parlement flamand énonçant que la loi du 25 mars 1999 permet à un habitant francophone du deuxième canton de Courtrai, du deuxième canton d'Ypres-Poperinge et des cantons de Renaix et de Herne-Leeuw-Saint-Pierre de s'adresser directement en français au tribunal dans les procédures judiciaires et que de ce fait les facilités en matière judiciaire sont étendues aux personnes qui ne peuvent légalement y prétendre, ne peuvent être suivis.
