In de betrokken Lid-Staten dienen voor iedere in artikel 4 , lid 3 , bedoelde geografische eenheid de wijnstokrassen die samen minstens 70 % van de totale met wijndruiven beplante oppervlakte vertegenwoordigen en in ieder geval de rassen die 3 % of meer van deze oppervlakte bestrijken , afzonderlijk te worden genoteerd .
Dans les États membres concernés, il convient de relever séparément, pour chaque unité géographique visée à l'article 4 paragraphe 3, les variétés de vigne qui représentent ensemble au moins 70 % de la superficie totale cultivée en vigne à raisins de cuve et en tout cas les variétés qui couvrent 3 % ou plus de cette superficie.