Het onweerlegbaar vermoeden van onderwerpingsplicht vormt daarom een discriminatoire behandeling van vennootschapsmandatarissen ten opzichte van andere natuurlijke personen op wie eveneens een vermoeden van onderwerpingsplicht rust, maar die de kans hebben om aan te tonen dat dit vermoeden niet strookt met de sociologische realiteit
C'est pourquoi la présomption irréfragable d'assujettissement obligatoire équivaut à un traitement discriminatoire des mandataires de sociétés par rapport à d'autres personnes physiques auxquelles s'applique également une présomption d'assujettissement obligatoire mais qui ont la possibilité de prouver que cette présomption ne correspond pas à la réalité sociologique;