Zij is van mening dat de wetgever aldus een discriminatie tot stand heeft gebracht tussen, enerzijds, de opdrachten voor aanneming van werken en, anderzijds, de opdrachten voor aanneming van leveringen en diensten en dat hij het objectieve onderscheid heeft geschonden tussen de aan de richtlijnen van de Europese Unie onderworpen opdrachten en die welke dat niet zijn, waarbij hij geen rekening heeft gehouden met de impact van die maatregel op de door de aanbestedende overheden gedragen kosten.
Elle considère que le législateur a ainsi créé une discrimination entre les marchés de travaux d'une part et les marchés de fournitures et de services d'autre part, et qu'il a méconnu la distinction objective entre les marchés soumis aux directives de l'Union européenne et ceux qui ne le sont pas, négligeant l'impact de cette mesure sur les coûts supportés par les pouvoirs adjudicateurs.