Naast de algemene argumentering die is uiteengezet in verband met het middel dat is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk beschouwd (cf. supra A.8.2, tweede tot vierde alinea), onderstreept de Ministerraad dat de in het middel bedoelde bepalingen aan de vrijheid van meningsuiting geen absoluut karakter geven en zich niet verzetten tegen het reglementeren of zelfs het verbieden van handelsreclame.
Outre l'argumentation générale développée au sujet du moyen pris de la violation des articles 10 et 11 de la Constitution, considérés isolément (cf. supra A.8.2, alinéas 2 à 4), le Conseil des ministres souligne que les dispositions visées au moyen ne donnent pas à la liberté d'expression un caractère absolu et ne s'opposent pas à la réglementation, voire l'interdiction, de la publicité commerciale.