Vertaling van "maken kregen minder " (Nederlands → Frans) :

Dit betekent dat in 2006 in de provincies Luik en Limburg, waar respectievelijk 48 % en 39 % van de dieren werden besmet, hoge besmettingscijfers werden gevonden, in Antwerpen (22 %), Vlaams-Brabant (22 %), Oost-Vlaanderen (18 %) en Waals-Brabant (16 %) gemiddelde besmettingscijfers, terwijl West-Vlaanderen (11 %), Namen (10 %), Luxemburg (8 %) en Henegouwen (3 %) duidelijk minder met de ziekte te maken kregen.
Ce qui signifie qu'en 2006, on a trouvé des chiffres de contamination élevés dans les provinces de Liège et de Limbourg, où respectivement 48 % et 39 % des animaux ont été infectés, alors que dans les provinces d'Anvers (22 %), Brabant flamand (22 %), Flandre orientale (18 %) et Brabant wallon (16 %), les chiffres observés étaient plus moyens; enfin, les provinces de Flandre occidentale (11 % de Namur (10 %), de Luxembourg (8 %) et de Hainaut (3 %) ont été nettement moins confrontées à la maladie.

Uiteraard is de euro ook in zekere zin debet aan de actuele ontwikkelingen: zonder de negatieve reële rentetarieven in een aantal perifere landen tijdens de eerste jaren van de eenheidsmunt zouden de activazeepbellen waarmee zij te maken kregen minder erg zijn geweest.
Évidemment, l'euro porte également une part de responsabilité dans les événements actuels: sans les taux d'intérêt réels négatifs dont certains pays périphériques ont bénéficié durant les premières années de la monnaie unique, l'envolée des prix des actifs qu'ils ont subie n'aurait pas été aussi marquée.

Dit betekent dat in 2006 in de provincies Luik en Limburg, waar respectievelijk 48 % en 39 % van de dieren werden besmet, hoge besmettingscijfers werden gevonden, in Antwerpen (22 %), Vlaams-Brabant (22 %), Oost-Vlaanderen (18 %) en Waals-Brabant (16 %) gemiddelde besmettingscijfers, terwijl West-Vlaanderen (11 %), Namen (10 %), Luxemburg (8 %) en Henegouwen (3 %) duidelijk minder met de ziekte te maken kregen.
Ce qui signifie qu'en 2006, on a trouvé des chiffres de contamination élevés dans les provinces de Liège et de Limbourg, où respectivement 48 % et 39 % des animaux étaient contaminés; des chiffres de contamination moyens dans les provinces d'Anvers (22 %), de Brabant flamand (22 %), de Flandre orientale (18 %) et de Brabant wallon (16 %), tandis que les provinces de Flandre occidentale (11 %), de Namur (10 %), de Luxembourg (8 %) et de Hainaut (3 %) ont été nettement moins confrontées à la maladie.