Het personeelslid waarvan het bekwaamheidsbewijs bepaald door de Regering, voor de uitoefening van het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, het bezit van het getuigschrift bedoeld in artikel 24bis, derde lid, vereist, zal slechts benoemd kunnen worden als hij in het bezit is van dit getuigschrift".
Le membre du personnel dont le titre de capacité fixé par le Gouvernement, pour l'exercice de la fonction de maître de philosophie et de citoyenneté, exige la possession du certificat prévu à l'article 24bis, alinéa 3, ne pourra être nommé que lorsqu'il sera détenteur de ce certificat».