61. maakt zich sterk voor de algemene rechtsbeginselen, zoals het beginsel van de onafhankelijkheid van de justitie, het beginsel van "non bis in idem", het beginsel van vermoeden van onschuld, de eerbiediging van de rechten van de verdediging en het beginsel dat niet de aangeklaagde zijn onschuld, maar de staat zijn schuld moet bewijzen; verwerpt elke aantasting van het recht van verdediging en b
enadrukt dat, om de klagende partij en de aangeklaagde
partij op voet van gelijkheid te stellen,
...[+++]de bewijzen tijdens het onderzoek ter terechtzitting geleverd moeten worden en niet door de voorlopige hechtenis te gebruiken als middel om bekentenissen of nog erger beschuldigingen af te dwingen; 61. réaffirme son attachement aux principes généraux du droit, au principe de l'indépendance de l'autorité judiciaire, au principe du "non bis in idem", au principe de la présomption d'innocence et au respect des droits de la défense et au principe en vertu duquel ce n'est pas l'accusé qui doit prouver son innocence, mais l'État qui doit prouver la culpabilité; est hostile à toute limitation des droits de la défense et souligne que l'on
ne parviendra à une parité véritable des droits de l'accusation et de la défense qu'en produisant les preuves durant les audiences et en n'ayant pas recours à la détention préventive comme instrument d'e
...[+++]xtorsion d'aveux, voire de délation;