In het geval de sociale uitkering bedoeld in § 1 een uitkering is in het kader van een halftijds brugpensioen, bedoeld in artikel 114, 4°, of een
uitkering die wordt toegekend in het kader van de vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse tewerkstelling, bedoeld in artikel 103quater van d
e herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, worden de minimumbedragen van § 1 gehalveerd tot respectievelijk 469,25 euro voor een gerechtigde zonder gezinslast en 565,22 euro voor een rechthebbende
...[+++]met gezinslast.
Dans le cas où l’allocation sociale visée au § 1 est une allocation dans cadre d’une prépension à mi-temps, visée à l’article 114, 4°, ou une allocation qui est accordée dans le cadre de la réduction des prestations de travail à mi-temps visée à l’article 103quater de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, les montants minimum du § 1 sont réduits de moitié à respectivement 469,25 euros pour un bénéficiaire sans charge de famille et à 565,22 euros pour un bénéficiaire avec charge de famille.