« Indien de veroordeling werd uitgesproken wegens een van de misdrijven bedoeld in artikel 2bis van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, kunnen de veroordeelden, in afwijking van het eerste lid, eerst voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld nadat zij twee derde van hun straf hebben ondergaan of drie vierde in geval van herhaling.
« Par dérogation à l'alinéa 1 , la libération conditionnelle ne pourra intervenir que lorsque les condamnés auront accompli les deux tiers de leur peine si la condamnation a été prononcée du chef d'une des infractions visées à l'article 2bis de la loi du 4 octobre 1867 sur les circonstances atténuantes, ou les trois quarts s'il y a récidive.