3° geen van de gemiddelden over de voor zware metalen en dioxinen en furanen vastgestelde bemonsteringsperiode hoger is dan de emissiegrenswaarden bepaald in artikel 5.2.3bis .1.15, 3° en 4° voor verbrandingsinstallaties, of dan de emissiegrenswaarden bepaald in artikel 5.2.3bis .1.20,1°, artikel 5.2.3bis .1.21, 2°, en artikel 5.2.3bis .1.22 voor meeverbrandingsinstallaties;
3° aucune des moyennes sur la période d'échantillonnage déterminée pour les métaux lourds et les dioxines etfuranes ne dépasse les valeurs limites d'émission fixées à l'article 5.2.3bis .1.15, 3° et 4° pour les installations d'incinération, ou les valeurs limites d'émission visées à l'article 5.2.3bis .1.20,1°, l'article 5.2.3bis .1.21, 2°, et à l'article 5.2.3bis .1.22 pour les installations de coincinération;