Indien de wetgever aan een wettelijk vermoeden een onweerlegbaar karakter verleent, zou hij aan de essentie zelf van het vermoeden van onschuld afbreuk doen en derhalve op discriminerende wijze inbreuk plegen op de voormelde verdragsbepalingen.
Si le législateur conférait un caractère irréfragable à une présomption légale, il porterait atteinte à l'essence même de la présomption d'innocence et, partant, enfreindrait de manière discriminatoire les dispositions conventionnelles précitées.