Zoals het op het ogenblik van het aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil van toepassing was, bepaalde artikel 59quater van de wet van 1
0 april 1971 : « De Koning bepaalt de wijze van berekening, inning en
invordering van de bedragen, bedoeld bij de artikelen 59, 2°, 3°, 4°, 5°, 7°, 8°, 9°, 14° en 59 bis. De schuldenaar die de bedragen, bedoeld
in het eerste lid, niet binnen de door de K ...[+++]oning vastgestelde termijnen stort, is aan het Fonds voor arbeidsongevallen een opslag en een verwijlinterest verschuldigd.
Tel qu'il était applicable au moment du litige soumis au juge a quo, l'article 59quater de la loi du 10 avril 1971 disposait : « Le Roi détermine les modalités de calcul, de perception et de recouvrement des montants, visés aux articles 59, 2°, 3°, 4°, 5°, 7°, 8°, 9°, 14°, et 59 bis. Le débiteur qui ne verse pas les montants visés à l'alinéa 1 dans les délais fixés par le Roi, est redevable envers le Fonds des accidents du travail d'une majoration et d'un intérêt de retard.