Vertaling van "arbitragehof hieromtrent reeds twee arresten " (Nederlands → Frans) :

(137) Er wordt abstractie gemaakt van het feit dat het Arbitragehof hieromtrent reeds twee arresten heeft gewezen, namelijk op 12 juli 1995 over een vordering tot schorsing (nr. 62/95, Belgisch Staatsblad van 12 augustus 1995) en op 12 juli 1996 over twee beroepen tot vernietiging (nr. 45/96, Belgisch Staatsblad van 27 juli 1996).
(137) Il est fait abstraction du fait que la Cour d'arbitrage a déjà rendu deux arrêts à ce sujet, à savoir le 12 juillet 1995 sur une action en suspension (nº 62/95, Moniteur belge du 12 août 1995) et le 12 juillet 1996, sur deux recours en annulation (nº 45/96, Moniteur belge du 27 juillet 1996).

Uit het onderzoek van de antwoorden van de commissies op arresten gewezen in 2013, blijkt dat voor tien arresten de wetgever reeds is opgetreden, dat voor een arrest een wetsvoorstel in Kamer of Senaat werd ingediend, dat voor twee arresten een wetsontwerp wordt voorbereid, dat voor negentien arresten het probleem nog door de regering wordt onderzocht en dat voor zeven arresten geen optreden van de wetgever vereist is.
L'examen des réponses des commissions aux arrêts prononcés en 2013 a montré que le législateur était déjà intervenu pour dix arrêts, qu'une proposition de loi avait été déposée à la Chambre ou au Sénat pour un arrêt, qu'un projet de loi était en préparation pour deux arrêts, que le problème était toujours examiné par le gouvernement pour dix-neuf arrêts, et qu'aucune intervention du législateur n'était requise pour sept arrêts.

(12) Een argument ten gunste van een extensieve interpretatie van de leer van het arrest nr. 44 van 23 december 1987 zou afgeleid kunnen worden uit twee arresten van het Arbitragehof waarin, met betrekking tot de oorspronkelijke bepaling van artikel 108 (thans artikel 162), vierde lid, van de Grondwet, geoordeeld werd dat, « behoudens een bijzondere en uitdrukkelijke door de wetten tot hervorming der instellingen aan de gemeenschappen en de gewesten toegekende machtiging, de voorwaarden en de wijze waarop provincies en/of gemeenten zich mogen verenigen, door de nationale wetgever worden bepaald » (Arbitragehof, 26 maart 1991, nr. 5/91, overweging B.3; Arbitragehof, 9 juli 1992, nr. 56/92, overweging B.3).
(12) Un argument plaidant en faveur d'une interprétation extensive de la théorie de l'arrêt nº 44 du 23 décembre 1987 pourrait être tiré de deux arrêts de la Cour d'arbitrage qui ont considéré, en ce qui concerne la disposition originelle de l'article 108 (actuellement l'article 162), alinéa 4, de la Constitution, que « sous réserve d'une habilitation spéciale et expresse donnée aux communautés et aux régions par les lois de réformes institutionnelles, les conditions et modalités d'association des provinces et/ou des communes sont déterminées par le législateur national » (Cour d'arbitrage, 26 mars 1991, nº 5191, considérant B.3; Cour d'arbitrage, 9 juillet 1992, nº 56/92, considérant B.3).

In het arrondissement Mechelen wordt het huisarrest nog niet toegepast, maar op initiatief van de schepen van Veiligheid en de Coördinator Integraal Veiligheidsplan werden hieromtrent reeds twee vergaderingen georganiseerd met de jeugdrechters, de parketmagistraat jeugd, de korpschef van de lokale politie, het hoofd van de sociale dienst van de jeugdrechtbank en een afgevaardigde van de jeugdpermanentie van de balie.
Dans l'arrondissement de Malines, l'assignation à résidence n'est pas encore appliquée, mais deux réunions ont déjà été organisées avec les juges de la jeunesse, le magistrat de parquet jeunesse, le chef de corps de la police locale, le chef du service social du parquet de la jeunesse et un délégué de la permanence jeunesse du barreau, à l'initiative de l'échevin de la Sécurité et du Coordinateur du Plan de sécurité intégrale.

Bij twee arresten van 7 februari 2003 in zake de n.v. Solepeint tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 13 februari 2003, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld :
Par deux arrêts du 7 février 2003 en cause de la s.a. Solepeint contre l'Etat belge, dont les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour d'arbitrage le 13 février 2003, la Cour d'appel de Mons a posé la question préjudicielle suivante :

Bij twee arresten nrs. 105.396 en 105.397 van 5 april 2002 in zake respectievelijk T. Leroy en J. Warnimont en R. Coulée tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 7 mei 2002, heeft de Raad van State de voormelde prejudiciële vraag gesteld.
Par deux arrêts n 105.396 et 105.397 du 5 avril 2002 en cause respectivement de T. Leroy et J. Warnimont et de R. Coulée contre l'Etat belge, dont les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour d'arbitrage le 7 mai 2002, le Conseil d'Etat a posé la question préjudicielle susmentionnée.

Bij twee arresten van 21 maart 2002 in zake F. Bas tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Brussel en A. Bas en B. Yildiz tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Brussel, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 29 maart 2002, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld :
Par deux arrêts du 21 mars 2002 en cause de F. Bas contre le centre public d'aide sociale de Bruxelles et de A. Bas et B. Yildiz contre le centre public d'aide sociale de Bruxelles, dont les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour d'arbitrage le 29 mars 2002, la Cour du travail de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante :

Bij twee arresten nrs. 105.396 en 105.397 van 5 april 2002 in zake T. Leroy en J. Warnimont en R. Coulée tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 7 mei 2002, heeft de Raad van State de voormelde prejudiciële vraag gesteld.
Par deux arrêts n 105.396 et 105.397 du 5 avril 2002 en cause de T. Leroy et J. Warnimont et de R. Coulée contre l'Etat belge, dont les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour d'arbitrage le 7 mai 2002, le Conseil d'Etat a posé la question préjudicielle susmentionnée.

Bij twee arresten nrs. 95.628 en 95.629 van 21 mei 2001 in zake J. Deteye en D. Deschauwer tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 31 mei 2001, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld :
Par deux arrêts n 95.628 et 95.629 du 21 mai 2001 en cause de J. Deteye et D. Deschauwer contre l'Etat belge, dont les expéditions sont parvenues au greffe de la Cour d'arbitrage le 31 mai 2001, le Conseil d'Etat a posé la question préjudicielle suivante :

Het Arbitragehof heeft met twee arresten van 1997, uitspraak doende over een prejudiciële vraag, de bepaling opgenomen in artikel 164, § 5, KB WIB, zoals genomen in uitvoering van artikel 300, WIB 92, ongrondwettig verklaard. Het Arbitragehof oordeelde dat het feit dat derden-houders automatisch medeschuldenaar zouden worden van een belastingschuld van een ander persoon, een verboden discriminatie inhoudt.
Dans deux arrêts de 1997, la Cour d'arbitrage, statuant sur une question préjudicielle, a déclaré inconstitutionnelle la disposition insérée dans l'article 164, § 5, A.R. C.I. R., prise en exécution de l'article 300 C.I. R. 92. La Cour d'arbitrage a estimé que le fait que des tiers détenteurs deviendraient automatiquement codébiteurs d'une dette fiscale d'une autre personne, comporte une discrimination interdite.