Vertaling van "werkende antihypertensiva ß-blokkers " (Nederlands → Frans) :

De andere antihypertensiva (centraal werkende antihypertensiva, ß-blokkers, calciumantagonisten), de anti-anginosa, de anti-aritmica en de digitalisglycosiden worden meestal verder genomen tot de dag van de ingreep, o.a. om een rebound-fenomeen ten gevolge van bruusk stoppen van de behandeling te vermijden.
Les autres antihypertenseurs (antihypertenseurs centraux, ß-bloquants, antagonistes du calcium), les antiangoreux, les antiarythmiques et les glycosides digitaliques sont généralement poursuivis jusqu’au jour de l’intervention, entre autres pour éviter un phénomène de rebond consécutif à un arrêt brutal du traitement.

Andere Andere Alfa-blokkers, centraal werkende antihypertensiva
Autres Autre Alpha-bloquants, antihypertenseurs centraux

Andere Andere Alpha-blokkers, centraal werkende antihypertensiva
Autres Autre Alpha-bloquants, antihypertenseurs centraux

Nieuwe geneesmiddelenklassen die in 2001 in de DU90% opgenomen zijn, zijn de atypische schizofreniemiddelen (diazepinen, oxazepinen en thiazepinen) en de centraal werkende antihypertensiva (imidazolinereceptoragonisten).
Les classes de médicaments qui apparaissent dans le DU90% pour la première fois en 2001, sont médicaments contre la schizophrénie atypique (diazépines, oxazépines et thiazépines) et les antihypertenseurs à action centrale (agonistes des récepteurs de l’imidazoline).

Cardiovasculaire geneesmiddelen: digitalispreparaten, anti-aritmica, (kinidine, procaïnamide, lidocaïne), antihypertensiva (β-blokkers, methyldopa)
Médicaments cardio-vasculaires: digitaliques, antiarythmiques (quinidine, procaïnamide, lidocaïne,), antihypertenseurs (β-bloquants, méthyldopa)

Voor verschillende klassen antihypertensiva (thiaziden of aanverwanten, ß- blokkers, ACE-inhibitoren, calciumantagonisten) is er goede evidentie uit degelijke studies dat zij de cardiovasculaire en renale morbiditeit en mortaliteit door hypertensie verminderen [in verband met antihypertensiva en nefropathie, zie Folia februari 2003].
Choix de l’antihypertenseur Pour plusieurs classes d’antihypertenseurs (thiazides ou apparentés, ß- bloquants, IECA, antagonistes du calcium), des études rigoureuses ont apporté la preuve d’une diminution de la morbidité et de la mortalité cardio-vasculaires et rénales dues à l’hypertension [concernant les antihypertenseurs et la néphropathie, voir Folia de février 2003].

De antihypertensiva (vooral de α-blokkers, de ß-blokkers, clonidine en methyldopa), de thiazidediuretica en spironolacton; in mindere mate de calciumantagonisten en de ACE-inhibitoren: vooral impotentie en ejaculatiestoornissen lijken op te treden.
Les antihypertenseurs (surtout les α-bloquants, les β-bloquants, la clonidine et la méthyldopa), les diurétiques thiazidiques et la spironolactone; dans une moindre mesure, les antagonistes du calcium et les inhibiteurs de l’enzyme de conversion de l’angiotensine: ces médicaments semblent surtout provoquer de l’impuissance et des troubles de l’éjaculation.

Het is daarenboven niet zeker of dit effect, gezien met atenolol, ook optreedt met andere ß-blokkers of met antihypertensiva van andere klassen. ß-blokkers lijken het risico van neonatale bradycardie te verhogen.
Il n’est par ailleurs pas certain que cet effet, observé avec l’aténolol, survienne aussi avec d’autres β- bloquants ou avec des antihypertenseurs d’autres classes. Les β-bloquants semblent augmenter le risque de bradycardie néonatale.

De antihypertensiva (vooral de alfa-blokkers, de beta-blokkers, clonidine en methyldopa), de thiazidediuretica en spironolacton; in mindere mate de calciumantagonisten en de ACE-inhibitoren: vooral impotentie en ejaculatiestoornissen lijken op te treden.
Les antihypertenseurs (surtout les alpha-bloquants, les beta-bloquants, la clonidine et la méthyldopa), les diurétiques thiazidiques et la spironolactone; dans une moindre mesure, les antagonistes du calcium et les inhibiteurs de l’enzyme de conversion de l’angiotensine: ces médicaments semblent surtout provoquer de l’impuissance et des troubles de l’éjaculation.

Het is daarenboven niet zeker of dit effect, gezien met atenolol, ook optreedt met andere β-blokkers of met antihypertensiva van andere klassen.
Il n’est par ailleurs pas certain que cet effet, observé avec l’aténolol, survienne aussi avec d’autres β-bloquants ou avec des antihypertenseurs d’autres classes.