Vertaling van "trombose aandoeningen bijv " (Nederlands → Frans) :

actieve of recente arterische trombose aandoeningen (bijv. angina pectoris, myocard infarct);
Maladie thromboembolique artérielle active ou récente (par ex. angine de poitrine, infarctus du myocarde) ;

- Arteriële trombose of antecedenten van arteriële trombose (bijv. myocardinfarct) of prodromale aandoeningen (bijv. angina pectoris en transient ischemic attack) (zie rubriek 4.4).
- Thrombose artérielle ou antécédents de thrombose artérielle (par ex. infarctus du myocarde) ou affections prodromiques (par ex. angor et accident ischémique transitoire) (voir rubrique 4.4)

Arteriële trombose aanwezig of in het verleden (bijv. myocardinfarct) of prodromale aandoeningen (bijv. angina pectoris en intermitterende ischemische aanval (TIA)
Présence ou antécédent de thrombose artérielle (par exemple infarctus du myocarde) ou affections prodromiques (par exemple angor et accident ischémique transitoire)

Bestaande of eerder doorgemaakte arteriële trombose (bijv. myocardinfarct) of prodromale aandoeningen (bijv. een ‘transient ischaemic attack’, angina pectoris).
Présence ou antécédents de thrombose artérielle (par exemple : infarctus du myocarde) ou événement avant-coureur (par exemple : accident ischémique transitoire, angor).

Bestaande of eerder doorgemaakte arteriële trombose (bijv. cerebrovasculair accident, myocardinfarct) of prodromale aandoeningen (bijv. angina pectoris en ‘transient ischaemic attack’).
Présence ou antécédents de thrombose artérielle (p.ex. accident vasculaire cérébral, infarctus du myocarde) ou prodromes d’une thrombose (p.ex. accident ischémique transitoire, angine de poitrine).

Stoornissen in het stollingssysteem moeten worden uitgesloten, indien familieleden op jeugdige leeftijd geleden hebben aan trombo-embolische aandoeningen (bijv. diepe veneuze trombose, cerebrovasculair accident (CVA), hartinfarct) of indien een aanwijzing van coagulatiestoornis aanwezig is in de anamnese.
Il faut exclure des troubles de la coagulation en cas d’antécédents familiaux d’affections thromboemboliques survenues à un âge jeune (par ex. thrombose veineuse profonde, accident vasculaire cérébral (AVC), infarctus du myocarde) ou si des éléments de l’anamnèse indiquent la présence d’un trouble de la coagulation.