Het Hof van Cassatie had onmiskenbaar de kenmerken van een « rechterlijke instantie» in de zin van artikel 6 lid 1, hoewel het niet tot zijn bevoegdheden behoort fouten t.a.v. de feiten recht te zetten, noch de onderlinge verhouding tussen het vergrijp en de straf te controleren.
La Cour de cassation présente à l'évidence les caractères d'un «tribunal» au sens de l'article 6, § 1 bien qu'il n'entre pas dans ses compétences de corriger les erreurs de fait ni de contrôler la proportionnalité entre faute et sanction.