Late (m.a.w. vertraagde) voorvallen: vertraagde cardiotoxiciteit ontwikkelt zich meestal laat in de loop van de epirubicinebehandeling of binnen 2 tot 3 maanden nadat de behandeling werd beëindigd, maar er is ook melding gemaakt van latere voorvallen (verscheidene maanden tot jaren na het stopzetten van de behandeling).
Événements tardifs (c.-à-d. retardés) : une cardiotoxicité tardive se manifeste généralement à un stade avancé du traitement par l’épirubicine, ou dans les 2 à 3 mois qui suivent son arrêt ; toutefois, des événements plus tardifs encore (survenant plusieurs mois ou années après la fin du traitement) ont également été signalés.
