Voor elke soort substantieverlies dienden volgende codes ingevuld te worden: ‘0’ indien niet aanwezig; ‘1’ indien aanwezig, ‘2’ indien niet van toepassing (bv. jonger dan 15 jaar, geen eigen tanden) en ‘3’ indien niet registreerbaar door gebrek aan medewerking.
Pour tous les types de perte de substance, les codes suivants devaient être complétés: ‘0’ en cas d’absence; ‘1’ en cas de présence, ‘2’ si sans objet (par exemple patient de moins de 15 ans, pas de dents naturelles) et ‘3’ si ce point était impossible à enregistrer du fait du manque de collaboration de la personne à examiner.