Een acuut syndroom van faryngo-laryngeale dysesthesie treedt op in 1 tot 2% van de patiënten en wordt gekenmerkt door subjectieve gevoelens van dysfagie of dyspnoe/gevoel van verstikking, zonder objectief bewijs voor respiratoire distress (geen cyanose of hypoxie), van laryngospasme of bronchospasme (geen stridor of piepende ademhaling).
Un syndrome aigu de dysesthésie pharyngo-laryngée survient dans 1 à 2% des patients et se caractérise par des sensations subjectives de dysphagie ou de dyspnée/sensation de suffocation, sans aucun signe objectif de détresse respiratoire (absence de cyanose ou d’hypoxie), de laryngospasme ou de bronchospasme (absence de stridor ou de respiration sifflante).