Traduction de «bi-therapie te behandelen » (Néerlandais → Français) :

Genotype 2 of 3: Het wordt aangeraden alle patiënten gedurende 24 weken met bi-therapie te behandelen, behalve voor patiënten die gelijktijdig met HCV/HIV besmet zijn en 48 weken behandeling zouden moeten krijgen.
Génotype 2 ou 3 : Il est recommandé que tous les patients soient traités par bithérapie pendant 24 semaines, à l’exception des patients co-infectés VHC-VIH qui doivent être traités 48 semaines.

Genotype 4: Over het algemeen wordt aangenomen dat patiënten die geïnfecteerd zijn met genotype 4 moeilijker te behandelen zijn, en beperkte studiegegevens (n=66) tonen aan dat ze compatibel zijn met een behandelingsduur met bi-therapie die gebruikt wordt bij patiënten met genotype.
Génotype 4 : En général, les patients de génotype 4 sont considérés comme plus difficiles à traiter et les données limitées de l’étude (n = 66) sont compatibles avec une durée de traitement par bithérapie identique à celle recommandée pour le génotype.

Pegintron combinatietherapie (bi-therapie of tri-therapie) Bi-therapie (PegIntron met ribavirine): geldt voor alle volwassen en pediatrische patiënten van 3 jaar en ouder.
Traitement combiné par PegIntron (bithérapie ou trithérapie) Bithérapie (PegIntron avec la ribavirine) : s'applique à tous les patients adultes et à la population pédiatrique âgée de 3 ans et plus.

Bi-therapie: Voorspelbaarheid van aanhoudende virologische respons: Alle patiënten, ongeacht het genotype, bij wie het serum HCV-RNA in week 12 lager lag dan de detectielimiet moeten 48 weken bi-therapie krijgen.
Bithérapie : Prédictibilité d’une réponse virologique prolongée : tous les patients, quel que soit leur génotype, ayant un taux sérique d’ARN-VHC en-dessous des limites de détection à la 12 ème semaine doivent être traités 48 semaines par bithérapie.

% (95% BI) 30 (25,1; 35,6) 3 (0,5; 6,4) – < 0,001 HR = hazard ratio; ITT = Intent to treat (intentie tot behandelen); PFS=progression-free survival (progressievrije overleving) * - niet eerder behandelde en met cytokine voorbehandelde populaties
% (IC à 95 %) 30 (25,1 - 35,6) 3 (0,5 – 6,4) – < 0,001 HR = Hazard Ratio ; ITT = Intention de traiter ; PFS = Survie Sans Progression. * Populations de patients non préalablement traités et prétraités par des cytokines.

Artikel 7, §1, artikel 8 alsook artikel 8 bis behandelen het uit de handel nemen van nietreglementaire medische hulpmiddelen, opschorting van aflevering en distributie, en de wijziging inzake de toestemming om het in de handel te brengen;
Article 7, §1, article 8 ainsi que article 8 bis traitant du retrait du marché des dispositifs médicaux non réglementaires, de la suspension de délivrance et distribution et de la modification en matière d’autorisation de mise sur le marché ;

Bij analyse volgens het principe van intentie tot behandelen werden 939 evenementen waargenomen in de clopidogrelgroep en 1.020 met ASZ (daling van het relatieve risico (RRR) 8,7%, [95% BI: 0,2 tot 16,4]; p = 0,045), wat overeenstemt met
Dans l'analyse en intention de traiter, 939 événements ont été observés dans le groupe clopidogrel et 1.020 événements dans le groupe ASA (réduction du risque relatif (RRR) 8,7 %, [IC à 95 % : 0,2 à 16,4] ; p = 0,045, ce qui correspond, pour 1000 patients traités pendant 2 ans, à 10 [IC : 0 à 20] patients supplémentaires protégés contre un nouvel événement ischémique. L'analyse de la mortalité totale en tant que critère secondaire n'a pas révélé de différence significative entre le clopidogrel (5,8 %) et l'ASA (6,0 %).

Het gebruik van clopidogrel in de CURE-studie ging gepaard met een geringere behoefte aan trombolytische therapie (RRR = 43,3%; BI: 24,3%, 57,5%) en GPIIb/IIIa-remmers (RRR = 18,2%; BI: 6,5%, 28,3%).
L'utilisation du clopidogrel dans l'étude CURE a été associée à une diminution du besoin d'un traitement thrombolytique (RRR = 43,3 % ; IC : 24.3 %, 57,5 %) et d’inhibiteurs de la GPIIb/IIIa (RRR = 18,2 % ; IC: 6,5 %, 28,3 %).

Een recente meta-analyse stelt dat het niet bewezen is dat nicotinevervangende therapie (pleister, kauwgum of nasale spray) en bupropion werkzaam zijn voor het bereiken van rookstop bij adolescenten: relatief risico = 1,38 (95%-BI 0,92 tot 2,07).
Une méta-analyse récente affirme qu’il n’est pas prouvé qu’un traitement de substitution nicotinique (patch, gomme à mâcher ou spray nasal) et la bupropione soient efficaces pour aboutir à l’arrêt de la consommation tabagique chez les adolescents: risque relatif = 1,38 (IC à 95% 0,92 à 2,07).

De algemene conclusie is dat het bestaande onderzoek overtuigt in het voordeel van de doeltreffendheid van CGT voor het behandelen van boulimie, ondanks het feit dat er grote individuele verschillen bestaan in de sterkte en stabiliteit van de reacties op de therapie.
Les conclusions générales sont que la recherche existante est convaincante en faveur de l'efficacité de la TCC dans la boulimie, malgré une grande variabilité interindividuelle dans la magnitude et la stabilité de .la réponse thérapeutique.