Traduction de «antivirale werking in celkweken zien tegen » (Néerlandais → Français) :

Emtricitabine liet een antivirale werking in celkweken zien tegen HIV-1-subtypen A, B, C, D, E, F en G (EC 50 -waarden varieerden van 0,007 tot 0,075 µM) en vertoonde stamspecifieke werking tegen HIV-2 (EC 50 -waarden varieerden van 0,007 tot 1,5 µM).
L’emtricitabine a présenté une activité antivirale en culture cellulaire contre les sous-types A, B, C, D, E, F et G du VIH-1 (valeurs de CE 50 comprises entre 0,007 et 0,075 µM) et a montré une activité spécifique de la souche contre le VIH-2 (valeurs de CE 50 comprises entre 0,007 et 1,5 µM).

Tenofovir liet een antivirale werking in celkweken zien tegen HIV-1-subtypen A, B, C, D, E, F, G en O (EC 50 -waarden varieerden van 0,5 tot 2,2 µM) en vertoonde stamspecifieke werking tegen HIV-2 (EC 50 -waarden varieerden van 1,6 tot 5,5 µM).
Le ténofovir a présenté une activité antivirale en culture cellulaire contre les sous-types A, B, C, D, E, F, G et O du VIH-1 (valeurs de CE 50 comprises entre 0,5 et 2,2 µM) et a montré une activité spécifique de la souche contre le VIH-2 (valeurs de CE 50 comprises entre 1,6 µM et 5,5 µM).

Antivirale werking in vitro De drievoudige combinatie van emtricitabine, rilpivirine en tenofovir vertoonde een synergistische antivirale werking in celkweken.
Activité antivirale in vitro La triple association de l’emtricitabine, de la rilpivirine et du ténofovir a démontré une activité antivirale synergique en culture cellulaire.

Emtricitabine vertoonde antivirale werking tegen HIV-1-subtypen A, B, C, D, E, F en G. Tenofovir vertoonde antivirale werking tegen HIV-1-subtypen A, B, C, D, E, F, G en O. Zowel emtricitabine als tenofovir vertoonde stamspecifieke werking tegen HIV-2 en antivirale werking tegen HBV.
Le ténofovir a présenté une activité antivirale contre les sous-types A, B, C, D, E, F, G et O du VIH-1. L’emtricitabine et le ténofovir ont tous deux montré une activité spécifique de la souche contre le VIH-2 et une activité antivirale contre le VHB.

Antivirale werking in vitro Efavirenz vertoonde antivirale werking tegen de meeste non-B-isolaten (subtypen A, AE, AG, C, D, F, G, J en N), maar had een verminderde antivirale werking tegen groep O-virussen.
Activité antivirale in vitro L’éfavirenz a montré une activité antivirale contre la plupart des isolats de sous-type non B (soustypes A, AE, AG, C, D, F, G, J et N), mais a présenté une activité antivirale réduite contre les virus du groupe O. L’emtricitabine a présenté une activité antivirale contre les sous-types A, B, C, D, E, F et G du VIH-1.

Gegevens met betrekking tot HBV Antivirale werking tegen HBV in vitro: De antivirale werking van tenofovir tegen HBV in vitro werd onderzocht in de cellijn HepG2 2.2.15.
Données relatives au VHB Activité antivirale in vitro vis-à-vis du VHB : L’activité antivirale in vitro du ténofovir vis-à-vis du VHB a été évaluée dans la lignée cellulaire HepG2 2.2.15.

Ribavirine is een guanosineanaloog met een antivirale werking tegen een reeks DNA- en RNA-virussen zoals het hepatitis C virus. Bovendien stimuleert ribavirine de immuunrespons van het organisme en versterkt het de antivirale werking van het interferon.
La ribavirine est un analogue nucléosidique de la guanosine qui exerce une activité antivirale dirigée contre toute une série de virus à ADN et à ARN, tels que celui de l’hépatite C. De plus, la ribavirine stimule la réponse immunitaire de l’organisme et renforce l’activité antivirale de l’interféron.

Antivirale activiteit in vitro: Saquinavir laat antivirale activiteit zien tegen een aantal laboratoriumstammen en klinische isolaten van HIV-1 met typische EC 50 en EC 90 waarden tussen respectievelijk 1-10 nM en 5-50 nM, zonder duidelijk verschil tussen subtype B en non-B clades.
Activité antivirale in vitro : le saquinavir montre une activité antivirale vis à vis d’un panel de souches de laboratoire et d’isolats cliniques de VIH-1 avec des valeurs de concentrations efficaces à 50 % (CE 50 ) et de concentrations efficaces à 90 % (CE 90 ) généralement dans les intervalles respectifs de 1- 10 nM et de 5-50 nM, sans différence manifeste entre les sous-types B et non-B.