Vertaling van " kenntnis drei ausschüsse einzurichten " (Duits → Nederlands) :

3. verurteilt aufs Schärfste die Morde an Shama Bibi und Shahbaz Masih und spricht ihren Familien sowie den Familien aller unschuldigen Opfer, die wegen der Blasphemiegesetze in Pakistan ermordet wurden, sein Beileid aus; fordert, dass die für derartige Taten Verantwortlichen vor Gericht gestellt werden; nimmt die Entscheidung der Regierung der Provinz Punjab zur Kenntnis, einen Ausschuss einzurichten, mit dem die Untersuchung der Ermordung von Shama Bibi und Shahbaz Masih beschleunigt werden soll, sowie zusätzlichen Polizeischutz für die christlichen Viertel in der Provinz anzuordnen; betont gleichwohl dass dem Klima der Straflosigkeit ein Ende gesetzt werden muss und umfassende Reformen in die Wege zu leiten sind, mit denen das im ganzen Land grassierende Problem der Gewalt gegen religiöse Minderheiten angegangen wird;
3. veroordeelt krachtig de moorden op Shama Bibi en Shahbaz Masih en betuigt zijn medeleven aan de families van alle onschuldige slachtoffers die zijn vermoord als gevolg van de godslasteringswetten in Pakistan; dringt erop aan dat plegers van deze daden worden berecht; neemt kennis van het besluit van de regering van Punjab om een commissie op te zetten teneinde het onderzoek naar de moorden op Shama Bibi en Shahbaz Masih te versnellen en om te zorgen voor extra politiebescherming in de christelijke wijken in de provincie; onderstreept evenwel dat het noodzakelijk is een einde te maken aan het klimaat van straffeloosheid en dat bredere hervormingen nodig zijn om de kwestie van geweld jegens religieuze minderheden, hetgeen een wijdverbreid verschijnsel blijft in Pakistan, aan te pakken;

7. nimmt die Ankündigung der ägyptischen Regierung zur Kenntnis, drei Ausschüsse einzurichten, die mit der Änderung der Verfassung, der Umsetzung der Vereinbarungen, die im Rahmen eines nationalen Dialogs erzielt werden, und der Untersuchung der Zusammenstöße während der Proteste beauftragt sind und die Ergebnisse dem Generalstaatsanwalt zuleiten werden; betont jedoch, dass es wichtig ist, die Ausschussarbeit so transparent und integrativ wie möglich zu gestalten, damit ein nationaler Konsens über die nächsten Schritte erzielt wird;
7. neemt nota van de door de Egyptische regering aangekondigde oprichting van een drietal commissies die belast worden met wijziging van de Grondwet, de omzetting van in een nationale dialoog overeen te komen afspraken, en onderzoek naar de botsingen die de demonstraties, waarvan de resultaten in handen zullen worden gesteld van de procureur-generaal; acht het evenwel belangrijk dat de werkzaamheden van die commissies zo transparant en inclusief mogelijk zijn, met het oog op het bereiken van een nationale consensus over de weg naar de toekomst;

71. bedauert das Urteil des Gerichts für den öffentlichen Dienst vom 12. Dezember 2013 in der Rechtssache F-129/12 und bedauert zutiefst, dass das Parlament verurteilt wurde, weil es nicht in der Lage war, in Fällen von Mobbing und unrechtmäßigen Entlassungen akkreditierten parlamentarischen Assistenten Beistand zu leisten; nimmt zur Kenntnis, dass per Präsidiumsbeschluss vom 14. April 2014 ein Beratender Ausschuss zur Verhinderung von Belästigung am Arbeitsplatz eingesetzt wurde, wodurch Situationen dieser Art für die akkreditierten parlamentarischen Assistenten verhindert werden sollen; äußert sich dennoch besorgt über die unausgewogene Zusammensetzung dieses Ausschusses, dem drei Quästoren, ein Vertreter der Verwaltung und ein Vertreter der akkreditierten parlamentarischen Assistenten angehören; nimmt zur Kenntnis, dass die Quästoren bis November 2014 in mindestens drei Fällen, mit denen der Ausschuss befasst war, entschieden haben, es bestehe kein Grund für weitere Maßnahmen; fordert deshalb das Präsidium auf, seinen Beschluss über die Zusammensetzung des Ausschusses zu überdenken, damit eine ausgewogenere Besetzung gewährleistet ist und mindestens zwei Vertreter der akkreditierten parlamentarischen Assistenten darin vertreten sind;
71. betreurt het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2013 in zaak F-129/12 en betreurt ten zeerste dat het Parlement is veroordeeld omdat het niet in staat is gebleken hulp te bieden in een geval van pesterij en onrechtmatig ontslag van een geaccrediteerde parlementaire medewerkster; neemt kennis van de instelling, bij het besluit van het Bureau van 14 april 2014, van het Adviescomité voor de preventie van pesterijen op het werk om dit soort situaties voor geaccrediteerde parlementaire medewerkers te voorkomen; is echter bezorgd over de onevenwichtige samenstelling van dit comité, dat bestaat uit drie quaestoren, een vertegenwoordiger van de administratie en een vertegenwoordiger van de geaccrediteerde parlementaire medewerkers; neemt er kennis van dat het Adviescomité tot november 2014 drie gevallen heeft behandeld waarbij "de quaestoren besloten dat er geen reden was om de zaak voort te zetten"; verzoekt het Bureau daarom zijn besluit over de samenstelling van het Comité zodanig te herzien dat dit een evenwichtiger samenstelling krijgt en ten minste twee vertegenwoordigers van de geaccrediteerde parlementaire medewerkers omvat;

Im De-Larosière-Bericht wurde darüber hinaus empfohlen, ein Europäisches Finanzaufsichtssystem einzurichten, das sich aus drei Europäischen Aufsichtsbehörden — einer Behörde für den Bankensektor, einer Behörde für den Wertpapiersektor sowie einer Behörde für den Versicherungssektor und die betriebliche Altersversorgung — und einem Europäischen Ausschuss für Systemrisiken zusammensetzt.
In het verslag-de Larosière werd tevens de oprichting aanbevolen van een Europees Systeem van financiële toezichthouders, bestaande uit drie Europese toezichthoudende autoriteiten, één voor de banksector, één voor de effectensector en één voor de sectoren verzekeringen en bedrijfspensioenen, alsmede van een Europees Comité voor systeemrisico's.

Auf der Grundlage von Informationen, von denen er am 2. und 3. Februar 2004 Kenntnis erhielt, hat der Ausschuss beschlossen, das Einfuhrverbot bis zum 15. August 2004 zu verlängern, wobei in drei Monaten (im Mai 2004) eine Halbzeitüberprüfung durchgeführt werden soll.
Het SCFSAH werd op 2 en 3 februari 2004 over het onderwerp geïnformeerd en besloot de toepassingstermijn van deze voorschriften te verlengen tot en met 15 augustus 2004, en over drie maanden (mei 2004) een evaluatie halverwege te verrichten.

Vorbehaltlich der Konsultationen im Beratenden Ausschuss für Kulturgüter könnte die Änderung von Art. 7 Absatz 1 der Richtlinie ins Auge gefasst und die Verjährungsfrist auf drei Jahre erhöht werden, und zwar ab dem Zeitpunkt, an dem der die Forderung erhebende Mitgliedstaat Kenntnis vom Verbleib des betreffenden Kulturguts hat und die Identität seines Besitzers bzw. Eigentümers kennt.
Onder voorbehoud van overleg in het Raadgevend Comité inzake cultuurgoederen zou een wijziging van artikel 7, lid 1, van de richtlijn in overweging kunnen worden genomen om de verjaringstermijn te verlengen tot drie jaar vanaf de datum waarop de plaats waar het cultuurgoed zich bevindt en de identiteit van de bezitter of de houder van dat goed ter kennis van de verzoekende lidstaat zijn gekomen.