Sie führen an, dass die Auslegung der Artikel 43, 44 (und 148) des Strafprozessgesetzbuches, die sich aus der traditionellen Rechtsprechung ergebe, « eine Diskriminierung schafft zwischen dem
Beklagten in einem Zivilverfahren, das auf einem Unfalltod
gründet und vor ein Zivilgericht gebracht wird, einerseits und dem Angeklagten sowie gegebenenfalls die zivilrechtlich für ihn haftende Person u
nd ihr Versicherer, gegen die, neben der öffe ...[+++]ntlichen Klage gegen den Beklagten selbst, diese Zivilklage vor einer - zunächst ermittelnden und sodann urteilenden - Strafgerichtsbarkeit gerichtet ist, andererseits » und fordern hilfsweise, dass dem Hof die Frage nach der Verfassungsmässigkeit der vom Untersuchungsrichter angeordneten Begutachtung gestellt wird.Zij voeren aan dat de interpretatie van de artikelen 43, 44 (en 148) van het Wetboek van Strafvordering, die uit de traditionele rechtspraak voortvloeit, « een discriminatie teweegbrengt tussen de verweerder bij een burgerlijke rechtsvordering gegrond op een accidentele dood en voor een burgerlijke rechtbank gebracht, enerzijds, en de beklaagde en, in voorkomend geval, de persoon die voor hem burgerlijk aansprakelijk is alsm
ede hun verzekeraar tegen wie, naast de openbare vordering gericht tegen de beklaagde zelf, diezelfde burgerlijk
...[+++]e vordering wordt gevoerd voor een strafgerecht - eerst een onderzoeksgerecht, vervolgens een vonnisgerecht - anderzijds », en vragen subsidiair dat aan het Hof een vraag zou worden gesteld over de grondwettigheid van het door de onderzoeksrechter bevolen deskundigenonderzoek.