Vertaling van "verweisungsrichter anhängigen streitfalls " (Duits → Nederlands) :

Der Ministerrat ist der Auffassung, dass die Frage für die Beilegung des vor dem Verweisungsrichter anhängigen Streitfalls nicht sachdienlich sei, da nicht die in der Frage zitierte Bestimmung, sondern Artikel 60 § 3 Nr. 1 derselben koordinierten Gesetze anwendbar sei.
De Ministerraad is van oordeel dat de vraag niet dienend is voor de beslechting van het geschil dat voor de verwijzende rechter hangende is vermits niet de in de vraag geciteerde bepaling maar wel artikel 60, § 3, 1°, van dezelfde samengeordende wetten van toepassing zou zijn.

Ausgehend von der Angabe des Ministerrats, die in Artikel 60 § 3 Nr. 1 der koordinierten Gesetze über die Familienzulagen für Arbeitnehmer vorgesehene Ausnahme sei anwendbar, so dass als Folge des Ablebens des « anderen Elternteils », der nicht zu Familienzulagen in der Arbeitnehmerregelung berechtige, somit Recht auf erhöhte Familienzulagen für Waisen in der Selbständigenregelung bestehe und dieses letztgenannte Recht entsprechend dieser Bestimmung Vorrang habe und jedes andere gleichzeitige oder spätere Recht in der Arbeitnehmerregelung ausschliesse, kann die Antwort auf die Frage für die Beilegung des vor dem Verweisungsrichter anhängigen Streitfalls nicht sachdienlich sein.
In de veronderstelling dat, zoals de Ministerraad aangeeft, de uitzondering bepaald in artikel 60, § 3, 1° van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders van toepassing zou zijn, zodat er ten gevolge van het overlijden van de « andere ouder », die geen recht doet ontstaan op kinderbijslag in de werknemersregeling, bijgevolg recht op verhoogde wezenbijslag bestaat in de zelfstandigenregeling en dit laatste recht, overeenkomstig die bepaling, primeert en ieder ander gelijktijdig of later recht krachtens de werknemersregeling uitsluit, kan het antwoord op de vraag niet dienstig zijn voor het beslechten van het geschil dat voor de verwijzende rechter hangende is.

Wie der Ministerrat bemerkt, muss der Umfang der zweiten in der Rechtssache Nr. 2110 gestellten präjudiziellen Frage in Anbetracht des Gegenstands des vor dem Verweisungsrichter anhängigen Streitfalls und angesichts der Begründung des Verweisungsurteils auf Artikel 10 Nr. 2 des obengenannten Gesetzes beschränkt werden.
Zoals de Ministerraad opmerkt, moet de omvang van de tweede prejudiciële vraag gesteld in de zaak nr. 2110, gelet op het onderwerp van het voor de verwijzende rechter hangende geschil en de motivering van het verwijzingsarrest, worden beperkt tot artikel 10, 2°, van de voormelde wet.

Der Ministerrat ist der Auffassung, dass die Frage für die Beilegung des vor dem Verweisungsrichter anhängigen Streitfalls nicht sachdienlich sei, da diese Bestimmung erst ab dem Veranlagungsjahr 2000 anwendbar sei, während der Streitfall sich auf das Veranlagungsjahr 1999 beziehe.
De Ministerraad is van oordeel dat de vraag niet ter zake dienend is voor de beslechting van het geschil dat voor de verwijzende rechter hangende is, aangezien die bepaling pas vanaf het aanslagjaar 2000 van toepassing is, terwijl het geschil handelt over het aanslagjaar 1999.

Mit Ausnahme von Artikel 98 des Gesetzes vom 15. März 1999, der dem Verweisungsrichter zufolge eine auf nicht definitiv beigelegte Streitfälle direkt anwendbare interpretative Bestimmung ist, müssen diese Abänderungen nicht berücksichtigt werden, da aus den Elementen des Dossiers und aus dem Inhalt der präjudiziellen Fragen hervorgeht, dass der Verweisungsrichter den Hof über die Gesetzesbestimmungen - in ihrer früheren Fassung - befragt, die er auf den vor ihm anhängigen Streitfall anwendet.
Met uitzondering van artikel 98 van de wet van 15 maart 1999 dat, volgens de verwijzende rechter, een interpretatieve bepaling is die rechtstreeks van toepassing is op geschillen die niet definitief zijn beslecht, moeten die wijzigingen niet in aanmerking worden genomen, aangezien uit de elementen van het dossier en uit de inhoud van de prejudiciële vragen voortvloeit dat de verwijzende rechter het Hof ondervraagt over de wetsbepalingen, in hun vroegere versie, die hij toepast in het voor hem aanhangig zijnde geschil.