Artikel 531 des Gerichtsgesetzbuches in der vor der Abänderung durch das Gesetz vom 6. April 1992 geltenden Fassung und Artikel 610 desselben Gesetzbuches in der vor der Abänderung durch die Gesetze vom 4. und 25. Mai 1999 geltenden Fassung, in Verbindung mit Artikel 1088 des Gerichtsgesetzbuches in der vor der Abänderung durch das Gesetz vom 4. Mai 1999 geltenden Fassung, dahingehend interpretiert, dass nur der Generalprokurator beim Kassationshof auf Anweisung des Justizministers eine Nichtigkeitsklage beim Kassationshof gegen eine durch den Rat der Bezirkskammer über einen
Gerichtsvollzieher verhängte Disziplinarstrafe einreichen konnte, verstossen ...[+++]gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung.Artikel 531 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals van toepassing vóór de wijziging door de wet van 6 april 1992, en artikel 610 van hetzelfde Wetboek, zoals van toepassing vóór de wijziging door de wetten van 4 en 25 mei 1999, in samenhang gelezen met artikel 1088 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals van toepassing vóór de wijziging door de wet van 4 mei 1999, in die zin geïnterpreteerd dat alleen de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, op voorschrift van de Minister van Justitie, een vordering tot nietigverklaring bij het Hof van Cassatie kon instellen tegen een door de raad va
n de arrondissementskamer aan een gerechtsdeurwaarder o
...[+++]pgelegde tuchtstraf, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.