(4) Jede Streitigkeit zwischen den Mitgliedstaaten bezüglich der Anwendung der Absätze 2 und 3, die nicht durch Verhandlungen zwischen diesen geklärt werden kann, wird gemäß Artikel 239 des Vertrags von diesen beim Gerichtshof der Europäischen Gemeinschaften anhängig gemacht.
4. Geschillen tussen lidstaten in verband met de toepassing van de leden 2 en 3 die niet kunnen worden beslecht door wederzijdse onderhandelingen, worden door deze lidstaten voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, overeenkomstig artikel 239 van het Verdrag.