Z
war kann die Gewährung von Steuerüberzahlungszinsen bei der Rückzahlung von Steuern für die Steuerjahre 1991 bis 1998 infolge der Artikel 6 und 48 § 3 Absatz 2 des Gesetzes vom 4. Mai 1999 zur Festlegung verschiedener steuerrechtlicher Bestimmungen erhebliche finanzielle Folgen für die
Staatskasse haben, doch man kann nicht im Vor
aus davon ausgehen, dass diese Folgen schwerwiegender sind als die finanziellen Folgen, die die Gesell
...[+++]schafter einer zivilrechtlichen Gesellschaft und die Mitglieder einer Vereinigung ohne Rechtspersönlichkeit auf sich nehmen müssen, wenn ihnen keine Steuerüberzahlungszinsen gewährt werden.Weliswaar kan de toekenning van moratoriumintresten bij terugbetaling van belastingen voor de aanslagjaren 1991 tot 1998, ten gevolge van de artikelen 6 en 48, § 3, tweede lid, van de wet van 4 mei 1999 houdende diverse fiscale bepalingen, aanzienlijke financiële gevolgen hebben
voor de Schatkist, maar het ka
n niet bij voorbaat worden aangenomen dat die gevolgen zwaarder wegen dan de financiële gevolgen die de vennoten van een burgerlijke vennootschap en de leden van een vereniging zonder rechtspersoo
nlijkheid dienen te dragen ...[+++] wanneer hun de toekenning van moratoriumintresten wordt ontzegd.