Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van "urteil nr 75 2006 " (Duits → Nederlands) :

In der Rechtssache, die zum Urteil Nr. 75/2003 geführt hat, hat der Hof erkannt, dass es nicht diskriminierend war, das Existenzminimum, das den Gegenstand des Gesetzes vom 7. August 1974 bildete, jenen Personen vorzubehalten, die die belgische Staatsangehörigkeit besitzen.

In de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het arrest nr. 75/2003 heeft het Hof geoordeeld dat het niet discriminerend was het bestaansminimum, dat het voorwerp uitmaakte van de wet van 7 augustus 1974, voor te behouden aan de personen die de Belgische nationaliteit bezitten.


In der Rechtssache, die zum Urteil Nr. 75/2003 geführt hat, hat der Hof erkannt, dass es nicht diskriminierend war, das Existenzminimum, das den Gegenstand des Gesetzes vom 7. August 1974 bildete, jenen Personen vorzubehalten, die die belgische Staatsangehörigkeit besitzen.

In de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het arrest nr. 75/2003 heeft het Hof geoordeeld dat het niet discriminerend was het bestaansminimum, dat het voorwerp uitmaakte van de wet van 7 augustus 1974, voor te behouden aan de personen die de Belgische nationaliteit bezitten.


Der Hof erkannte in seinem Urteil Nr. 75/2000 vom 21. Juni 2000, dass die Artikel 49 und 53 Nr. 1 des EStGB 1992 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstossen, indem die durch eine frühere berufliche Tätigkeit bedingten, allerdings erst nach deren Einstellung getragenen Kosten und Aufwendungen nicht abzugsfähig sind.

Het Hof oordeelde in zijn arrest nr. 75/2000 van 21 juni 2000 dat de artikelen 49 en 53, 1°, van het WIB 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden in zoverre de lasten en de uitgaven waartoe een vroegere beroepswerkzaamheid heeft genoopt maar die na de stopzetting daarvan worden gedragen, niet aftrekbaar zijn.


Es genügt also zu prüfen, ob die nationalen Behörden die notwendigen Maßnahmen ergriffen haben, um den tatsächlichen Schutz des Rechtes der Betreffenden auf Achtung ihres Privat- und Familienlebens zu gewährleisten, das in Artikel 8 verankert ist (López Ostra gegen Spanien, Urteil vom 9. Dezember 1994, Serie A Nr. 303-C, § 55; Hatton und andere, vorerwähnt, § 98) » (EuGHMR, Entscheidung, 17. Januar 2006, Luginbühl gegen Schweiz, S. 10).

Met andere woorden volstaat het na te gaan of de nationale overheden de nodige maatregelen hebben genomen om de daadwerkelijke bescherming te verzekeren van het bij artikel 8 gewaarborgde recht van de betrokkenen op de eerbiediging van hun privé- en gezinsleven (López Ostra t. Spanje, arrest van 9 december 1994, reeks A nr. 303-C, § 55; Hatton en anderen, voormeld, § 98) » (EHRM, beslissing, 17 januari 2006, Luginbühl t. Zwitserland, p. 10).


Auszug aus dem Urteil Nr. 75/2006 vom 10. Mai 2006

Uittreksel uit arrest nr. 75/2006 van 10 mei 2006


Der Gerichtshof weist in ständiger Rechtsprechung Rügen, die gegen nichttragende Gründe eines Urteils des Gerichts gerichtet sind, ohne Weiteres zurück, da sie nicht zur Aufhebung dieses Urteils führen können und daher ins Leere gehen (vgl. u. a. Urteile vom 2. September 2010, Kommission/Deutsche Post, C‑399/08 P, Slg. 2010, I‑0000, Randnr. 75, und vom 29. März 2011, Anheuser-Busch/Budějovický Budvar, C‑96/09 P, Slg. 2011, I‑0000, Randnr. 211 und die dort angeführte Rechtsprechung).

Volgens vaste rechtspraak wijst het Hof grieven tegen ten overvloede aangevoerde overwegingen van een arrest van het Gerecht zonder meer af, omdat zij niet tot vernietiging van dit arrest kunnen leiden en derhalve niet ter zake dienend zijn (zie onder meer arresten van 2 september 2010, Commissie/Deutsche Post, C‑399/08 P, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 75, en 29 maart 2011, Anheuser-Busch/Budějovický Budvar, C‑96/09 P, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 211 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


Das Gericht hat in Randnr. 76 des Urteils T‑109/08 und Randnr. 75 des Urteils T‑110/08 hinzugefügt, dass Freixenet in diesem Zusammenhang zwar den eigentümlichen Charakter dieser Marken zum Zeitpunkt des 1. April 1996 geltend gemacht habe, den die Beschwerdekammer als solchen in den streitigen Entscheidungen nicht in Frage gestellt habe, dass aber eine solche Eigentümlichkeit nicht genüge, um die Unterscheidungskraft der Marken hinsichtlich der fraglichen Waren und der maßgeblichen Verkehrskreise zu begründen.

Het Gerecht heeft voorts in respectievelijk de punten 76 en 75 van de arresten T‑109/08 en T‑110/08 aangegeven dat Freixenet zich in die context had beroepen op de originaliteit van deze merken op 1 april 1996, hetgeen als zodanig niet door genoemde kamer van beroep is betwist in de litigieuze beslissingen.


Freixenet unterstreicht weiter, dass sich die angemeldeten Marken am 1. April 1996 erheblich von der Branchennorm abgehoben hätten, und weist insoweit darauf hin, dass die Eigentümlichkeit der Marken sowohl von der Beschwerdekammer des HABM als auch, in den Randnrn. 76 und 81 des Urteils T‑109/08 und den Randnrn. 75 und 80 des Urteils T‑110/08, vom Gericht anerkannt worden sei.

Freixenet dringt bovendien aan op het feit dat de merken waarvan inschrijving wordt verzocht zich aanzienlijk onderscheiden van de normen in de sector op 1 april 1996 en zij merkt in dit verband op dat de originaliteit van deze merken als zodanig is erkend door zowel de kamer van beroep van het BHIM als het Gerecht in de punten 76 en 81 van arrest T‑109/08 en de punten 75 en 80 van arrest T‑110/08.


Hinsichtlich des zweiten Klagegrundes – Verstoß gegen Art. 7 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 – hat das Gericht in Randnr. 75 des Urteils T‑109/08 und Randnr. 74 des Urteils T‑110/08 insbesondere darauf verwiesen, dass die Beschwerdekammer des HABM im Rahmen ihrer eigentlichen Würdigung der Unterscheidungskraft der Anmeldemarken angenommen habe, dass die Farbe und die Mattierung des Flaschenglases für Schaumwein nicht „als Marke funktionieren“ könnten.

Wat het tweede middel betreft, ontleend aan schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 heeft het Gerecht onder meer opgemerkt, in respectievelijk de punten 75 en 74 van de arresten T‑109/08 en T‑110/08 dat, aangaande de eigenlijke beoordeling van het onderscheidend vermogen van de merken waarvan inschrijving werd verzocht, de kamer van beroep van het BHIM zich op het standpunt had gesteld dat de kleur en de mattering van het glas van de fles voor de mousserende wijn niet „als merk konden functioneren”.


Hinsichtlich des so aufgefassten Rechtsschutzunterschiedes muss auf die folgenden Gründe des Urteils Nr. 75/93 hingewiesen werden (s. auch B.7 bis B.12 der Urteile Nr. 57/92 und Nr. 80/92):

Ten aanzien van het aldus opgevatte verschil in rechtsbescherming dient verwezen te worden naar de volgende motieven van het arrest nr. 75/93 (zie ook B.7 tot B.12 van de arresten nrs. 57/92 en 80/92) :




Anderen hebben gezocht naar : zum urteil     urteil nr 75 2003     seinem urteil     urteil nr 75 2000     gegen spanien urteil     januar     aus dem urteil     urteil nr 75 2006     gründe eines urteils     september     des urteils     gründe des urteils     urteil nr 75 2006     


datacenter (6): www.wordscope.be (v4.0.br)

'urteil nr 75 2006' ->

Date index: 2023-04-11
w